Column

Pornodebat moet geïnformeerd zijn door inzichten uit onderzoek

01-08-2013 11:44

“Er is zo veel onderzoek … Er zijn onderzoeken waaruit blijkt dat het wel schadelijk is, er zijn onderzoeken waaruit blijkt dat het niet schadelijk is. Ik ben gewoon voor mijn eigen gezonde verstand.” Het is niet makkelijk om in deze tijd zekere kennis te hebben. Zo’n beetje alles wordt onderzocht en bij ieder onderzoek dat het ene beweert, is er wel een studie te vinden die het andere lijkt te claimen. Bij sommige mensen leidt dit tot de rare opvatting dat we daarom maar niet meer moeten afgaan op onderzoeksresultaten. Met common sense kom je er ook wel. Uiteraard is dit geen goede ontwikkeling. Dat journalisten zulke opvattingen hebben is zelfs ronduit schokkend.

Deze week lachte iedereen om de Fox-presentatrice die niet wilde begrijpen dat een religie-wetenschapper gespecialiseerd in het Nieuwe Testament een boek had geschreven over Jezus, terwijl hij zelf moslim was. Het ging er bij haar niet in dat wetenschap geen persoonlijke overtuiging is. Zelf werd ik geconfronteerd met journalist Renate van der Zee die bovenstaande uitspraak deed in discussie met mij over het internetpornofilter bij Knevel & Van den Brink. Het zijn verschillende cases, maar in beide gevallen gaat het om journalisten die moeite hebben onderzoek te onderscheiden van mening.

Schouders van reuzen

Wetenschap is staan op de schouders van reuzen. Er wordt gebouwd aan kennis: iedere studie is een klein steentje. Wat op het eerste gezicht tegenstrijdige onderzoeksresultaten lijken, zijn in werkelijkheid vaak beschrijvingen van verschillende fenomenen. Zo is het mogelijk om in een laboratoriumstudie een kortetermijneffect te vinden van porno op acceptatie van de verkrachtingsmythe, terwijl uit andere studies blijkt dat in landen met vrije toegang tot porno het aantal verkrachtingen juist afneemt.

Dat spreekt elkaar niet tegen: er zijn immers verschillende dingen onderzocht. Een attitude (acceptatie van de verkrachtingsmythe) is niet hetzelfde als een gedraging (iemand verkrachten). A zou voorwaarde kunnen zijn voor B, maar B is geen logisch gevolg van A.  De (mogelijke) relatie vraagt in ieder geval om meer onderzoek.

Wanneer je hetzelfde fenomeen op een andere manier meet, vind je soms ook verschillen. Met een photoplethysmograaf kun je de opwinding van de vagina meten terwijl een vrouw wordt blootgesteld aan porno. Dat geeft andere resultaten dan wanneer je aan die vrouw vraagt of ze de beelden geil vindt.

Ook dat is geen reden om het onderzoek de deur uit te gooien. Deze resultaten laten zien dat de werkelijkheid complex en genuanceerd is. Waarschijnlijk vinden die vrouwen het lastig om te zeggen dat ze opgewonden raken van porno – er rust immers een groot stigma op. Ook hier is meer onderzoek nodig.

Basisvaardigheid

Er is een verschil tussen een bewering gebaseerd op systematische observaties of een anekdote. Onderzoek moet je kunnen wegen. De informatierevolutie die het internet ons bracht maakt zulke vaardigheden nog belangrijker dan ze al waren. Van oudsher staan ze centraal in universitair onderwijs. Ook op hbo’s wordt steeds meer onderricht gegeven om leerlingen dit bij te brengen. Het is daarom onbegrijpelijk dat journalisten dit nauwelijks kunnen.

In de jaren ’60 is automatische autoriteit bevochten en dat is een goede zaak. In navolging van grote filosofen kwamen we erachter dat ‘de waarheid’ niet bestaat. Het begrijpen dat er geen waarheid is, betekent dat we meer moeten nadenken over wat we denken te weten en hoe we dat te weten zijn gekomen. Het betekent niet dat je de waarheid kunt oppakken en naast je neer kunt leggen zoals Renate van der Zee doet.