SP-Senator Tiny Kox laat in de Volkskrant van dinsdag 9 april weten dat hij “niet de vlag gaat uitsteken voor Margaret Thatcher”. Want hij, Tiny Kox, was “er bij” in de jaren tachtig tijdens de mijnwerkersstakingen tegen het bezuinigingsbeleid van Thatcher. Thatcher deed toen haar bijnaam Iron Lady eer aan en wilde de stakingen breken met keihard politieoptreden zodat ze de mijnen kon sluiten, wat duizenden mijnwerkers hun baan zou kosten. Schande natuurlijk! Dat is niet sociaal!
De ideologie van Kox is helder als glas: mensen die door bezuinigingen hun baan verliezen zijn zielig en goed, premiers die bezuinigen zijn gemeen en fout. Iets anders is er niet. Waar het geld voor het in stand houden van al die banen dan vandaan moet komen doet nooit ter zake. Of wel, maar dan moeten we concluderen dat het geld er niet is en in dat geval van de ander komt.
Precies wat Thatcher ook al vond: “The problem with socialism is that eventually you run out of other people’s money”.
Een dergelijke waarheid als een koe zal zeker pijn hebben gedaan bij socialisten als Kox. En kennelijk is dergelijke pijn (“een pijn die nooit over gaat”) voldoende reden om voorbij te gaan aan alles wat Thatcher verder was, voorstond en heeft bereikt. Zoals haar doortastende en vasthoudende karakter, haar vermogen zich niet door bedreigingen, bomaanslagen of stakingen te laten intimideren, haar lef zaken aan te pakken waar niemand zijn handen aan durfde te branden om nog maar te zwijgen over het feit dat ze als vrouw in een oerconservatieve mannenwereld dwars door het glazen plafond heen brak.
Gelukkig staat Kox niet alleen in zijn onvermogen om ten minste over de doden iets goeds te zeggen. Op Twitter regende het gisteren bij wijze van innige deelneming postume haat. Met name links georiënteerde Nederlanders wisten niet hoe snel ze moesten laten blijken dat ze maar wat blij waren met de dood van deze oude, demente vrouw die, hoe je er ook tegen aankijkt, meerdere malen eerlijk werd verkozen door een meerderheid van burgers. Het was Theo van Gogh all over again zal ik maar zeggen. “Het is natuurlijk erg dat iemand dood is, maar…”
Die eeuwige, beklemmende, altijd zichzelf overtreffende retoriek van het Grote Eigen Gelijk. Wat dat betreft hebben het soort types die een feest ter ere van Thatchers dood organiseren het beter begrepen. Die komen er tenminste nog rond voor uit dat ze blij zijn met iemands dood en verbergen zich niet lafhartig achter zelfbeschermende verdichtingen die vooral de egomane hypocrisie zo prachtig tot zijn recht laat komen maar de morele leegte werkelijk niet kan verhullen.
De jubelreacties op de dood van Thatcher laten in elk geval zien hoe ook in een stabiele democratie de scheidslijn is tussen politiek beleid en uitvoerende persoon flinterdun is. Immers: de “pijn” die Thatcher heeft veroorzaakt is voor is voor sommigen dertig jaar later, na haar dood, nog altijd een reden om haar beleid met haar persoon te vereenzelvigen. Dat het dansen op iemands graf vervolgens voor hen die de persoon Thatcher lief hadden, ongeacht haar politieke beleid, ook een meer dan pijnlijke daad is stijgt kennelijk boven begrippen als “sociaal”, “solidair” en “medemenselijkheid” uit.
Iets wat je had kunnen verwachten van een kille individualist als Thatcher, als je tenminste mag geloven wat de Thatcher-haters over haar beweren, maar niet iets wat past bij het wereldbeeld van een sociale collectivist.
Maar ach, bent u werkelijk verbaasd over het rancuneuze onvermogen tot medemenselijkheid bij zij die menen te weten waar de grens tussen goed en kwaad precies ligt? Ik in elk geval al jaren niet meer.