Ze nemen me op en laten me pas gaan als ik een baby heb. Daartussendoor:
Héél véél snoertjes en buisjes in mijn lijf. Eentje voor de weeën, één voor de weeënopwekker, eentje voor het hartje, een betere voor het hartje, één voor mijn hartslag, één voor mijn bloeddruk, en niet te vergeten: één voor de ruggeprik – dáág pijn.
Vier in- en uitlopende witte jassen. Een verloskundige, een verloskundige in opleiding (een man!), en twee verpleegkundigen.
Bepaald niet de bevalling waar de gemiddelde natuurlijk-liefhebber van droomt dus, maar het zal mij worst wezen: de sfeer is fijn en ik voel me veilig.
Ergens floepst er een slap wezentje te voorschijn. Dat rood aangelopen begint te krijsen en een uur lang niet ophoudt.
En ik niet met lachen. Hoi!