Enthousiaste futurologen voorspellen dat het spoedig gedaan is met onze laatste restjes nonchalance en gehoorzaamheid. En dat wij, de burgers, in de nabije toekomst met z’n allen inspraak gaan eisen bij talloze beslissingen, niet in de laatste plaats als het over ons eigen belastinggeld gaat. Laatste hoorde ik een ambitieuze CDA-wethouder zelfs de loftrompet steken over het boek Society 3.0 van Ronald van den Hoff waarin een lappendeken van nieuwe (veelal digitale) gemeenschappen wordt geschetst, die dermate harmonieus en efficiënt met elkaar samenwerken, dat het voorgoed gedaan zal zijn met allerlei typen ongein, overproductie en particuliere overheidshobby’s die, als puntje bij paaltje komt, onvoldoende draagvlak hebben. En die vervolgens – in die ideale netwerktoekomst – dan ook weldra met opdrogende middelen te maken zullen krijgen. Anders gezegd: niemand wil er meer voor dokken.
Of ik reikhalzend uitkijk naar zulke vloeiende en directe vormen van democratie is één vraag, een andere luidt: zal ik in die gedroomde netwerktoekomst nog geld willen afstaan aan de Publieke Omroep, meer in het bijzonder aan de audiovisuele marteling die Wie is de Mol? heet? Wanneer ik af en toe een flard van dit programma meepik, en opnieuw de overtuiging postvat dat ik in het genre ‘Stupide Spelshows’ naar de ultieme recordhouder zit te kijken, houd ik mezelf voor dat ik in die vloeibare democratie een keihard ‘Nee!’ zou laten klinken. En eventueel, bij onvoldoende medestanders, bereid zou zijn mezelf tot activist om te scholen en virale campagnes op poten te zetten teneinde de laatste, nadruppelende subsidielijnen naar dit debielenprogramma tóch zo snel mogelijk door te knippen.
Hersenverwekende ervaring
Voorlopig zitten we nog niet in Society 3.0. En moet je dus, als machteloze burger, op de één of andere manier zien om te gaan met het deerniswekkende gegeven dat ergens in de buik van een ministerie een deel van jouw zuurverdiende centjes door gesluisd wordt naar een omroep, genaamd AVRO. Een omroep die jouw centjes vervolgens alloceert richting een groep halfzwakzinnige semi-BN’ers, die er, achtervolgd door camera’s, een x-aantal maanden van gaan rondspringen in allerlei verre landen die voldoende palmbomen, geisers of ander schilderachtigs in petto hebben om de Nederlandse huiskamers, mochten ze in slaap vallen bij een voormalig wethouder met een waterpistool of een beginnende tv-presentatrice in een juten zak, tóch nog op wat mooie plaatjes te trakteren. Want behalve dat Wie is de Mol? in alle opzichten een hersenverwekende ervaring is, lijkt men namelijk – waar? ergens! – besloten te hebben dat de jonge soapies, DJ’s, ééndagsmodellen en voorbijfladderende musicalsterretjes niets mag overkomen en in de beste boter gaar gebakken dienen te worden. En dus zie je ze hijgend, gillend en zwetend – en niet gehinderd door enige krapte in het budget – door leuke badplaatsjes rennen, in sprankelende zwembaden plonzen en tegen pittoreske bergen op klauteren. Als het maar ansichtkaartkwaliteit heeft, er bewegende jongens en meisjes met celebrityhormonen in de kadrering te zien zijn en het spel helemaal nergens over gaat. Kosten? Een x-aantal tonnen cq. miljoenen.
Verdorven logica
Volgens de verdorven logica van de Publieke Omroep is het volledig terecht dat ik mijn centjes viaviaviavia bij het AVRO-loket aflever, omdat Wie is de Mol? een goed bekeken programma is dat een fiks ‘marktaandeel’ scoort voor het publieke net waarop het wordt uitgezonden. “Nederland geníet ervan,” zal hun alibi luiden. Of: “Wees nou eens een beetje vrolijk, Hans: een kwijlende en rood aangelopen Frits Huffnagel met een waterpistool in een westerndorp is toch, als je eerlijk bent, best geinig? Waarom heb je zo’n drang om leuke feestjes te verstoren? Láát ons!” Alles goed en aardig, zou ik zeggen. Feest maar raak! Maar dan wel – sorry – bij de commerciëlen, waar het inderdaad om kijkcijfers gaat. Om de marktaandelen. Om de poen.
Belasting betaal ik voor zaken die anders slecht of helemaal niet gedaan zouden worden, zoals het bouwen van scholen, het onderhouden van treinwissels en het brengen van uitgediept nieuws, liefst begeleid door een ervaren correspondent die, wegens jarenlange ervaring, de context van een incident of belangwekkende ontwikkeling aan mij kan uitleggen. En daarbij komt: hoe geloofwaardig is een overheid nog die jonge sterretjes inclusief camera- en geluidsmensen in milieuvervuilende kerosinekastelen over de wereld uitstrooit en mij, in één adem door, aanmoedigt toch vooral de fiets te nemen, gezond te eten en een zo hoog mogelijk diploma te halen? Als er één boodschap uit Wie is de Mol? te destilleren valt, is het wel dat je als ‘jongmensch’ een diploma kunt missen als kiespijn en het belangrijker is dat je haar goed zit en je tijdig de juiste zonnebril opzet. Alsof het ruim voldoende is de herseninhoud van Marja van Bijsterveldt te bezitten, terwijl het niveau Einstein om de hoek ligt.
Vijf blondines
Natuurlijk hoor ik iedereen al sputteren dat deze wekelijkse AVRO-shit maar ‘een spelletje’ is. En dat je er toch zeker ‘wel om kunt lachen’? Dames en heren, ik ben bang dat ik me helemaal ziek lach zolang ex-politicus Frits Huffnagel – ooit omstreden opdrachtgever van een tonnen kostend gemeentelogo – breed grijnzend en met licht ontluikende pens tussen vijf blondines in de schroeihitte, armen over elkaar, naar een nieuwe opdracht van presentator Art Rooijakkers luistert. Maar, ik geef toe, het is een lach met een zwart randje. Wat ik zie is niet alleen dom gedraaf in een hopeloos tv-format, puur effectbejag op een publieke zender, maar ook een blauwe enveloppen spuwende overheid die zijn rug toekeert naar de belastingbetaler en zich met huid en haar overlevert aan de narcistische beleveniswereld van karakterloze soap-, kwis- en musicalsterretjes.
Waar is het buisje Prozac?
Hans van Willigenburg is schrijver, journalist en schrijfcoach. Hij dankt zijn dochter voor de wrange kennismaking met de AVRO’s Wie is de Mol?; zij op haar beurt vindt haar vader een nodeloos chagrijnige brombeer.