Afgelopen week diende de Partij voor de Vrijheid (PVV) een motie in om Nederland het VN Vluchtelingenverdrag eenzijdig te laten opzeggen. Belangrijkste reden hiervoor is dat dit Nederland zou ontslaan van de verplichting om vluchtelingen in Nederland op te vangen. Daarnaast zou het opzeggen van het verdrag de opvang van vluchtelingen in de regio in positieve zin stimuleren, iets waar een meerderheid van de Tweede Kamer een voorstander van is. Met dit voorstel gaat de PVV niet alleen voorbij aan de morele verplichting van Nederland om vluchtelingen op te vangen, maar miskent het ook het grote belang van het verdrag voor de opvang van vluchtelingen in de regio. Daarnaast zal het opzeggen van het verdrag niet leiden tot de veronderstelde verlichting van de druk op de sociaaleconomische voorzieningen in Nederland.
Het VN Vluchtelingenverdrag kwam na de Tweede Wereldoorlog in 1951 tot stand. Het verdrag baseert zich op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en stelt dat eenieder die in eigen land vervolgd wordt vanwege politieke voorkeur, geloof, ras, etniciteit of andere vormen van serieuze bedreiging binnen het eigen land, het recht heeft op bescherming in een ander land. Daarnaast vermeldt de preambule nog een andere belangrijke motivatie voor de totstandkoming van dit verdrag: grote stromen vluchtelingen kunnen een dermate grote druk op de buurlanden leggen, dat dit kan leiden tot desintegratie en het ontstaan van nieuwe conflicten. Hiermee is de opvang van vluchtelingen niet alleen een verplichting van medemenselijkheid of moraliteit, het goed regelen van de opvang van vluchtelingen kan zorgen voor het voorkomen van nieuwe conflicten in de toekomst. Het is om deze reden dat in het verdrag niet alleen het recht op bescherming, maar ook bepalingen omtrent het zo goed mogelijk regelen van werk en onderwijs voor vluchtelingen zijn opgenomen.
Anno 2013 is het VN Vluchtelingenverdrag actueler dan ooit. Wereldwijd zijn 10,5 miljoen mensen hun eigen land ontvlucht, waarvan zo’n 80 procent wordt opgevangen door de landen in de regio. Het grootste deel van deze landen heeft zelf de status van een ontwikkelingsland. De druk op deze landen is dan ook enorm. Zo vangt een van de buurlanden van Syrië, Libanon, meer dan 800.000 Syrische vluchtelingen op. Dit betekent dat inmiddels 1 op de 5 mensen in Libanon een Syrische vluchteling is. Ook voor Jordanië, dat bijna 2 miljoen Palestijnse vluchtelingen langdurig binnen de eigen landsgrenzen opvangt, betekent de aanhoudende instroom van Syrische vluchtelingen een zware druk op de voorzieningen en interne stabiliteit.
Nu het conflict in Syrië maar blijft aanhouden, maken de opvanglanden in de regio zich steeds grotere zorgen hoe zij het hoofd moeten bieden aan de grote belasting op hun economische en sociale systemen door Syrische vluchtelingen. De aanwezigheid van vluchtelingen heeft in de afgelopen tweeënhalf jaar vooral in Libanon geleid tot een exorbitante verhoging van de huur- en voedselprijzen en heeft een negatieve uitwerking op de werkgelegenheid en de lonen in de regio. Ook de sociale infrastructuur raakt overbelast, scholen en ziekenhuizen kunnen de instroom van het aantal kinderen en zieken nauwelijks aan.
Deze ontwikkelingen leiden tot spanningen tussen de lokale bevolking en de gevluchte Syriërs. De aanhoudende stroom vluchtelingen en het gebrek aan perspectief op een spoedige terugkeer maakt het voor de regeringen van gastlanden steeds moeilijker om intern draagvlak te behouden voor de opvang van vluchtelingen en de grenzen open te houden. In het beste geval heeft dit alleen een verslechtering van de sociaaleconomische situatie in de regio tot gevolg, in het slechtste geval leidt dit tot een verergering en mogelijke escalatie van de latente politieke spanningen in de regio. Met spelers als Iran, Qatar, Saoedi-Arabië, Hezbollah en een grote soennitische populatie in Noord-Libanon, betreft dit geenszins een ondenkbeeldig scenario.
De manier waarop er met vluchtelingen wordt omgegaan betreft dus niet enkel een zaak van moraliteit en medemenselijkheid. De wijze waarop de vluchtelingenproblematiek geadresseerd wordt, is onlosmakelijk verbonden met de internationale politieke stabiliteit op lange termijn. In een alsmaar meer globaliserende wereld is het daarmee niet meer mogelijk de vluchtelingenproblematiek als een geïsoleerd probleem of enkel het probleem van de landen zelf te zien.
Vorig jaar vroegen nog geen 10.000 vluchtelingen asiel in Nederland aan, waarvan slechts een krappe meerderheid dat ook daadwerkelijk kreeg toegekend. De opzegging van het VN Vluchtelingenverdrag zal dus geenszins leiden tot meer stabiliteit of een verlichting van de druk op de voorzieningen in Nederland. Wel zou Nederland daarmee het signaal geven dat het zijn morele verplichting en de opvang in de regio op geen enkele wijze serieus neemt en zich daarmee distantieert van belangrijke vraagstukken van internationale stabiliteit. Want met welke legitimiteit kan Nederland de landen rondom Syrië vragen de grenzen open te blijven houden voor meer dan 2 miljoen vluchtelingen, als op nationaal niveau nog niet de bereidheid bestaat om een paar duizend vluchtelingen per jaar op te vangen? Hiermee is het voorstel van de PVV louter symboolpolitiek, dat bovendien elk doel mist.
Tineke Ceelen is directeur van Stichting Vluchteling.