Het is zonde dat anno 2013 het aftasten van de grenzen van vrijheid gelijk lijkt te staan aan zo hard mogelijk ‘Ik ben beledigd en wel hierom!’ roepen. Quinsy Gario is beledigd over Zwarte Piet. Dus Quinsy Gario komt in opiniestukken in de Volkskrant, aan tafel bij Pauw en Witteman en zelfs tot CNN aan toe uitleggen wat Quinsy Gario zo kwetsend vindt overkomen op mensen zoals Quinsy Gario. Asha ten Broeke vindt roze stofzuigers de seksistische satan. Dus Asha ten Broeke komt overal op internet, bij Pauw en Witteman en op de radio uitleggen waarom roze stofzuigertjes zo erg zijn voor mensen zoals Asha ten Broeke. Leon de Winter heeft als professioneel Holocaust-dweper de plicht om namens Leon de Winter met een bizarre scheldkannonade uit te leggen waarom mensen zoals Leon de Winter beledigd zijn over de Anne Frank grappen van een Volkskrant-columniste.
Het is een narcistische vervuiling van de belangrijkste vrijheid die wij kennen – die van vrije meningsuiting: we zijn tegenwoordig vooral aan het ontleden hoe meningen van anderen over komen (of over zouden kunnen komen), dan met de uitwisseling van ideeën en het voeren van debat.
Vanuit hun individuele erkenningshonger (‘Hallo! Ik sta hier! Merk mij op, wereld!’) vervallen velen in een klaagzang over De Beledigende Dingen des Levens. Waag het dan ook niet om dergelijke reflecties tegemoet te komen met iets anders dan enthousiast ja-geknik. Negeren, schouders ophalen of, nog erger, uitlachen is als water op Gremlins gooien en kan rekenen op nog harder verongelijkt geschreeuw, voorafgegaan door het herkenbare noodsignaal dat beknelde egootjes uitstoten: ‘Censuur! Censuur! Ik mag niet zeggen wat ik vind!’ Natuurlijk mag dat wel, maar als je een onzinnig, marginaal of uitgesproken oninteressant onderwerp te berde brengt, is nou eenmaal niet iedereen geneigd om naar je te luisteren. Dat je recht van spreken hebt wilt nog niet zeggen dat je een afdwingbaar recht om gehoord te worden hebt.
Maar voor de daarmee beledigde egootjes staat geen gelijk krijgen tegenwoordig meteen gelijk aan niet serieus genomen worden, en dat betekent automatisch dat er moord en brand geschreeuwd wordt om tóch gehoord te worden. Nog harder ‘racisme!’, ‘antisemitisme!’, ‘discriminatie!’ of ‘seksisme!’ brullen – want dat helpt. Er doen inmiddels zo veel mensen (en VARA-weblogs) een beroep op deze ‘debattechniek’, dat het al bijna lijkt of er serieuze rechten ontleend kunnen worden aan het claimen van ‘belediging’.
Het debat is door deze ‘techniek’ totaal waanzinnig geworden, en we zijn er zelf verantwoordelijk voor. De cultuur van ‘lekker jezelf zijn’ en het erin stampen dat iedere mening er mag zijn – sterker nog: gehoord mag worden – hebben gezorgd voor hyperpersonalisatie van meningen. De mening als verbale selfies. Onderdeeltjes van onze eigen verwende prinsen- en prinsessen-egootjes. Dus zodra wij iemand met een andere mening (of een andere definitie van humor) tegenkomen in ons universum van Eigen Gelijk, draaien we massaal (en nogal autistisch) op slot. Wat rest is in een vacuüm tegen elkaar schreeuwen dat de ander ongelijk heeft, en na afloop een wedloopje houden wie het diepst gekwetst is. Uiteraard zonder ook maar een strobreed aan de ander toe te geven, want discussiëren draait niet meer om het debat, maar enkel om de uitkomst: gelijk krijgen. Mensen laten inzien wat jij al langer (en vooral natuurlijk: veel béter) ziet dan zijzelf.
Om het gelijk op meer slinkse wijze te halen, is de nogal valse daad van ‘signaleren wanneer iemand anders te ver gaat’ in korte tijd van levensbelang geworden voor het ‘winnen’ van een discussie van mensen die over de regenboog van je eigen gelijkje pissen. Dat dwingt de discussie weg bij het bedisselde onderwerp van dienst en drukt hem in semantische richting. ‘Moeten we dat wel zo doen?’ ‘Zou je dat wel zo zeggen?’ ‘Moeten we wel zo met elkaar omgaan?’ Het afwijken van het eigenlijke onderwerp om de regels van het debat tijdens het spel in jouw voordeel te wijzigen (zus mag je van Van Jole niet zeggen, zo mag je volgens Asha ten Broeke niet doen) onderstreept hoe ego’s zijn vergroeid met meningen. Hierdoor verandert het debat in een collectieve therapiesessie waarin de mogelijke impact van het besproken onderwerp op bepaalde mensen zwaarder wordt gewogen dan het bespreekbaar maken van dat onderwerp – vooral als de gangbare mening niet het standpunt is wat de gekrenkte zielen willen horen. En voor je het weet, hoor je plots Quinsy Gario beweren dat heel (voornamelijk blank en mannelijk) Nederland racistisch is, met iedereen van VARA tot Volkskrant echoënd in zijn kielzog.
Misschien wordt het tijd voor mensen om vooral zichzelf wat minder serieus te nemen en hun meningen niet langer te zien als een verlengstuk van hun fantastische, originele, sprankelende, superslimme, betrokken en one in seven billion ego.
Want een discussie voeren onder de voorwaarde dat vrijheid van meningsuiting ophoudt waar andermans tenen beginnen, is onmogelijk en gevaarlijk. Niet alleen omdat het onmogelijk debatteren is met stampvoetende mensen die pas willen ophouden met ‘lalalalala’ gillen en hun vingers uit hun oren willen halen op het moment dat je breekt om ze gelijk te geven, maar bovenal omdat de vrije marktplaats van ideeën en overtuigingen dan wel heel snel failliet gaat.