Oud-politicus Bas de Gaay Fortman betoogde vorige week in de Volkskrant dat de regering nu al duidelijkheid moet scheppen over de uitslag van het referendum over het Associatieakkoord met Oekraïne. De morele verplichting daartoe ontstaat volgens hem als de regering een negatief antwoord op de referendumvraag niet kan uitvoeren. Die opstelling gaat uit van een eigenaardige veronderstelling. Het feit dat het referendum een raadgevend karakter heeft, betekent niet dat de regering geen consequenties kan verbinden aan een duidelijk ‘nee’ van de bevolking.
De timing van De Gaay Fortman is op zijn minst vreemd te noemen. De meerderheid van de Kamer, inclusief coalitiepartij PvdA, heeft al aangegeven dat ze de uitslag van het referendum wil volgen – ook wanneer een meerderheid van de bevolking tegen het associatieakkoord stemt. Het kabinet laat voorlopig in het midden welke gevolgen een tegenstem heeft, maar minister Koenders van Buitenlandse Zaken heeft wel aangegeven dat het kabinet de bevolking hierin serieus zal nemen. Als het kabinet zichzelf serieus neemt, betekent dat wel degelijk dat het niet-ratificeren van het akkoord tot de mogelijkheden behoort, in tegenstelling tot wat De Gaay Fortman beweert.
Het zou tegen de geest van de referendumwet indruisen om op voorhand aan te geven dat de uitslag zal worden genegeerd. Immers, dit nieuwe democratische instrument geeft burgers de kans om zich uit te spreken over een beslissing van de regering waar zij het niet mee eens zijn. Het zou huichelachtig zijn als een referendum slechts voor spek en bonen gehouden wordt. De essentie van een de wet is dat het burgers een middel in handen geeft om de regering te dwingen een bepaalde wet of een verdrag te heroverwegen. De Gaay Fortman reduceert met zijn voorstel de wet tot een fopspeen. Een dure fopspeen bovendien want de kosten van het referendum worden geraamd op 40 miljoen euro.
Ook beweert De Gaay Fortman dat de Eerste en Tweede Kamer ‘funest verzuim’ hebben gepleegd door Europese verdragen niet toe te voegen aan de lijst van niet-referendabele verdragen. Een curieuze opmerking, omdat deze vraag uitgebreid aan de orde is geweest tijdens het debat over de Wet raadgevend referendum. Dankzij de inspanning van mijn collega Ronald van Raak werd een amendement dat een referendum over EU-verdragen mogelijk maakte destijds door de indieners overgenomen. Kennelijk heeft De Gaay Fortman toen niet goed opgelet bij de wetsbehandeling. Bij het schrijven van zijn stuk heeft hij vervolgens zijn huiswerk niet gedaan.
De Gaay Fortman schrijft verder dat burgers geen goede redenen van politici horen om op 6 april de gang naar het stemlokaal te maken. Bij dezen. Mijn partij zal een nee-campagne voeren in de overtuiging dat dit akkoord de eenheid en stabiliteit van Oekraïne nu niet ten goede zal komen. Niet alleen heeft dit akkoord bijgedragen aan het ontstaan van de burgeroorlog in Oekraïne, ook wordt het door een deel van de Oekraïense bevolking als opstapje naar EU-lidmaatschap geïnterpreteerd. Bovendien intensiveert dit akkoord de relaties met een land waarvan de regering verantwoordelijk wordt gehouden voor ernstige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden, en zal er straks meer EU-geld naar dit zeer corrupte land vloeien. Net als bij het referendum in 2005 over de Europese Grondwet zal dit referendum bijdragen aan een maatschappelijke discussie in zaaltjes en in de media. Wellicht onbedoeld geeft De Gaay Fortman er nu zelf aanleiding toe.
Anders dan De Gaay Fortman schrijft, is dit referendum wat mij betreft juist een kans om de kloof tussen burgers en de politiek, die groeiende is, te dichten. Indien hij zijn zin zou krijgen en het kabinet nu al aan zou geven dat het een tegenstem naast zich neerlegt, zal deze kloof alleen maar groter worden. Daar zit niemand op te wachten.
Harry van Bommel is Tweede Kamerlid voor de SP en was in 2005 campagneleider bij het referendum over de Europese Grondwet.