Groot nieuws in NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag: een lobbyist heeft onjuiste informatie doorgegeven aan de Kamer. Mede op grond van deze informatie is een medicijn goedgekeurd voor de Nederlandse markt. Zie je wel: lobbyisten zijn niet te vertrouwen en hebben de macht.
Het doel van lobbyen is het beïnvloeden van macht. Uiteindelijk word je als lobbyist betaald om ervoor te zorgen dat regels die niet goed uitpakken voor je opdrachtgever veranderen, en dat regels die wel goed uitpakken voor je opdrachtgever, zo blijven. Maar er is meer: lobbyen is een onmisbaar onderdeel van het functioneren van de democratie. Het voegt feiten en duiding toe, en zorgt ervoor dat mensen en bedrijven toegang hebben tot politieke besluitvorming. Een goede lobbyist versterkt de democratie. Daarom heb ik dan ook altijd een staatsieportret in mijn werkkamer hangen. Uiteindelijk doe je het voor iets groters dan alleen de belangen van je opdrachtgever: uiteindelijk gaat het ook om het in stand houden van de democratie.
Het beïnvloeden van macht, zo leert ons de geschiedenis, gaat het best door je politieke tegenstanders te doden of in ieder geval flink bang te maken. De meest efficiënte samenleving (althans, voor zover het gaat over politieke beïnvloeding) is de dictatuur. Maar wij leven in een samenleving waar we ervoor gekozen hebben elkaar over het algemeen met politieke procedures, debat, ideeën, en af en toe een klein persoonlijk voordeel (alles binnen de regels van de betamelijkheid, natuurlijk) te overtuigen.
Besluitvorming is bij ons complex. Tussen het moment waarop het eerste voorstel voor beleid door een beleidsambtenaar in concept opgeschreven wordt en het moment waarop het beleid uitgevoerd wordt, liggen een DO, WO, afstemming, technische briefing, procedurevergadering, wie weet een verkorte voorhangprocedure, in Europa misschien een werkgroep, en verder een taskforce, afstemming of weet ik veel wat. Kortom: veel beïnvloedingsmogelijkheden.
Besluitvorming speelt zich niet in het luchtledige af: er is een verleden, er is vaak een visie, en die laatste kan beïnvloed worden door haalbaarheid of politieke overtuiging. Kortom: binnen het besluitvormingsproces zijn omgevingsvariabelen van belang.
Het kan helpen om te weten waar je over praat. Het helpt als beleid niet gemaakt wordt op basis van 1. irrelevante 2. vooronderstellingen, maar op basis van 1. relevante 2. feiten. Die te destilleren uit de grote hoeveelheid ongeordende gegevens, is een ambacht op zich.
Tot slot: het blijft mensenwerk. Het gaat erom de juiste mensen te spreken te krijgen, en dan op zo’n manier dat ze het niet erg vinden om nog een keer met te spreken.
Kortom: lobbyen is meer dan je mening roeptoeteren in de Tweede Kamer of bij een ministerie: het is op het juiste moment van beïnvloeding met de correcte argumenten de mensen die ertoe doen benaderen. Dat is een vak. Een ambacht. Dat voor een gedeelte door iedereen te leren is, voor een gedeelte analytisch inzicht vereist, voor een gedeelte strategische vaardigheden verlangt, maar waar je voor een belangrijk gedeelte, met name waar het gaat om het omgaan met mensen, een bepaalde flexibele, vechtlustige en creatieve persoonlijkheid vereist.
Het omgaan met en beïnvloeden van mensen is nog het meest tot de verbeelding sprekende onderdeel van het lobbyvak. Ook hier geldt dat de meest efficiënte manieren de meest ongewenste zijn. Kogels, omkoping, bordeelbezoek, leugens: het gaat allemaal ten koste van je imago, is strafbaar of zorgt er op een andere manier voor dat je toegang tot de te beïnvloeden mensen gereduceerd wordt, en daarmee contra-productief werkt. En dan heb ik het nog niet eens over de ethische kant van de zaak gehad.
Wat blijft is het geploeter: het volgen van vergaderingen, het bijslijpen van de informatie zodat die zo soepel mogelijk haar weg kan vinden, en het zoeken naar kansen om de juiste mensen te spreken te krijgen. Een lobbyist kan daarbij geen geheimen hebben: het doel moet helder zijn, het standpunt geborgd in de organisatie. Dat daarbij de lobbyist zijn eigen informatie zo positief mogelijk moet doen overkomen lijkt me vanzelfsprekend: een toplobbyist kan ook de informatie van de politieke tegenstanders duiden en met enig gezag tegenspreken.
Het innemen van een politiek standpunt in de Kamer is de verantwoordelijkheid van het Kamerlid.
Tot zover algemene regels over lobbyen. Terug naar NRC. Of de lobbyist in kwestie (ik ken hem overigens als een keurige, degelijke en ervaren kerel) gejokkebrokt heeft, weet ik niet. Ik weet al helemaal niet of hij, als hij dat gedaan heeft, wist, of dat hij zich uitsluitend gebaseerd heeft op gegevens die hem aangereikt waren. En ik weet ook niet (al heb ik een vermoeden) of het een bedrijfsongeval was in framing, of een bewuste keuze om het besluitvormingsproces met onjuiste informatie te beïnvloeden. Uit het stuk blijkt wel dat de onjuiste informatie van ondergeschikt belang was bij de totale afweging. Maar het NRC-stuk lijkt me teveel op de tendentieuze berichtgeving die wel vaker over lobbyisten verspreid wordt.
De Beroepsvereniging voor Public Affairs, de organisatie die de lobbyisten zou moeten verdedigen, wrijft verder in de vlek. In plaats van het artikel te checken, of de lobbyist in kwestie (die toch ook braaf zijn contributie betaald heeft) te beschermen, komen ze ongevraagd met het irrelevante (want voor zichzelf sprekende) statement dat je als lobbyist niet mag jokken. Juist door dit nu te roepen, zonder context, zonder perspectief, wekt men de verkeerde indruk: “We are not crooks.”
Het is jammer dat ons mooie vak, ons politieke ambacht, negatief in het nieuws komt. Misschien is dat de schuld van de opdrachtgever, misschien van de lobbyist zelf, in ieder geval door de medialogica die dit stuk (althans de kop) van het NRC dicteerde, maar ook door de organisatie die juist op zou moeten komen voor een beter imago van het vak: de beroepsvereniging voor Public Affairs, die op het verkeerde moment, voor het verkeerde publiek, op basis van ontbrekende informatie een niet ter zake doende mening uitdraagt.