Het was een voorstel van de SP, maar vijf jaar geleden werd het opgenomen in het regeerakkoord van de PvdA en de VVD: bestuurders in de (semi)publieke sector, die worden betaald met belastinggeld, mogen niet meer verdienen dan de premier. Een mooi succes, voor een partij die lang heeft gestreden tegen het gegraai aan de top. Vanaf 2006 hadden we een wet om topinkomens bij de overheid, bij de publieke omroep, in de zorg, in het onderwijs, in het openbaar vervoer en bij woningcorporaties openbaar te maken, maar dat leidde alleen maar tot nog hogere vergoedingen, omdat de ene bestuurder niet achter wilde blijven bij de andere. Daarom werd in 2013 de Wet normering topinkomens ingevoerd, die het geven van vergoedingen die hoger zijn dan het inkomen van de premier (178.000 euro) onmogelijk moet maken. De Tweede Kamer stelde daarmee een norm, maar het gegraai ging gewoon door. Kamerleden stellen nu niet vragen over bestuurders, maar wel over medewerkers die meer geld krijgen dan de premier. Bij het ministerie ligt nu een wet die dat voortaan moet voorkomen.
Maar op dat ministerie zit Ronald Plasterk. Deze wet om het gegraai aan de top aan te pakken staat in het regeerakkoord, dat door de huidige minister moet worden uitgevoerd. Als de huidige coalitie zich aan de eigen afspraken houdt is er voor deze wet ook een ruime meerderheid in de Tweede Kamer. Maar toch weigert Plasterk om zijn eigen wetsvoorstel in te dienen – iets wat we nooit eerder hebben gezien. Ik begrijp niet wat deze minister allemaal bezielt, maar ik krijg wel een beetje genoeg van zijn fratsen. Het is toch niet uit te leggen dat bestuurders bij de overheid, de publieke omroep, in de zorg, in het onderwijs, in het openbaar vervoer en bij woningcorporaties níet, maar hun eigen medewerkers wél meer krijgen dan de premier? Dit laat in ieder geval de deur open voor allerlei dure consultants en nutteloze adviseurs en het creëren van goedbetaalde baantjes voor dure externen. Vorige week donderdag verzocht ik Plasterk om zijn eigen wetsvoorstel alsnog naar de Tweede Kamer te sturen. Dinsdag antwoordde de minister dat hij dat niet doet, omdat hij dit wil overlaten ‘aan het volgende kabinet’.
Plasterk is een man met opmerkelijke prioriteiten. Deze week was hij druk in de weer met een media-offensief tegen de SP, omdat onze politici een deel van hun vergoedingen investeren in de eigen partij. Dat maakt onze partij onafhankelijk – we zijn niet afhankelijk van sponsoring – en dat maakt onze partij actief – we ondersteunen bijvoorbeeld mensen met onze hulpdiensten. In de nadagen van zijn ministerschap loopt de minister stad en land af om gemeenten en provincies over te halen om niet meer mee te werken aan deze solidariteitsregeling. Naar de reden kan ik slechts raden, maar het zal zeker te maken hebben met het feit dat onder de graaiers die de SP aanklaagt ook veel PvdA’ers zitten. De minister misbruikt zijn macht om partijpolitieke spelletjes te spelen en het afdragen van geld moeilijker te maken. De wet om het gegraai aan te pakken laat hij echter in de lade liggen. Gisteravond sprak de Kamer over dure medewerkers bij de overheid, daar herhaalde Plasterk dat hij de wet in de lade laat liggen. Daarom heb ik de Tweede Kamer gevraagd om de minister te dwingen. Dinsdag gaan we over die motie stemmen. Ik ben benieuwd of de Tweede Kamerleden van de VVD en de PvdA dan wél de juiste prioriteiten hebben en zich aan hun eigen beloften willen houden.