’s Nachts uitrukken, om met gevaar voor eigen leven het leven van anderen te redden. Ik zie het mezelf nog niet zo snel doen. Maar 20.000 vrijwilligers bij de brandweer doen het graag. Stoer werk, met z’n zessen op zo’n grote tankautospuit. Moeilijk werk ook, als je menselijke resten in de brand ziet liggen. Maar vooral dankbaar werk, als je een medemens weet te redden van een vreselijke dood. Ik word heel boos als ik van vrijwilligers hoor hoe hen tijdens het werk de huid wordt vol gescholden of ze worden bedreigd, door dronken gekken die zelf nooit de moed zouden hebben die de mannen en vrouwen van de brandweer wel aan de dag leggen. Deze vrijwilligers zijn een voorbeeld van goed burgerschap. Toch is er bij de brandweer iets vreemds aan de hand. Kazernes in de buurt worden gesloten en op brandweermaterieel wordt bezuinigd. En als de mensen van de vrijwillige brandweer hun zorgen en kritiek uiten, wordt er door de bestuurders van de veiligheidsregio nauwelijks naar ze geluisterd.
De kans is groot dat u twee woorden uit de vorige alinea niet kende. Het eerste is ‘tankautospuit’. Dat is de naam van die prachtige brandweerwagens, waar zes brandweermannen of -vrouwen mee uitrukken op het moment dat een brand wordt gemeld. Vanwege bezuinigingen wordt steeds vaker met vier mensen uitgerukt. Volgens de brandweermensen is dit lang niet altijd verantwoord. Een brand die bij een melding klein lijkt, kan bij aankomst veel groter zijn. Wachten op versterking is heel frustrerend voor de brandweer, maar niet minder voor de omstanders en getroffenen. Ook worden door bezuinigingen in steeds meer buurten kazernes gesloten. Mensen worden verder van huis gestationeerd, terwijl de vrijwilligers het vaak gingen doen voor hun eigen buurt en gemeenschap. Tien jaar geleden is de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers opgericht. Ik heb daar als Kamerlid nog een bijdrage aan mogen leveren, door een startsubsidie mogelijk te maken. Hierdoor zijn vrijwilligers beter in staat om zich te laten horen over het brandweerbeleid.
Het tweede woord dat u waarschijnlijk niet kende was ‘veiligheidsregio’. Dan bent u bepaald niet de enige. Ons land is onderverdeeld in 25 veiligheidsregio’s, die verantwoordelijk zijn voor o.a. de brandweer en die moeten optreden bij rampen en crises. Als Tweede Kamerlid stel ik vaak vragen over de brandweer, maar dan zegt de minister steeds dat dit een probleem is voor de veiligheidsregio. SP-raadsleden stellen in hun gemeente eveneens regelmatig vragen over de brandweer, maar die krijgen ook steeds te horen dat de veiligheidsregio hier over gaat. In die veiligheidsregio zitten burgemeesters, maar die wijzen vooral naar elkaar. Maar wie is dan eigenlijk wel de baas in de veiligheidsregio? Onlangs maakte EenVandaag bekend dat bestuurders in de vijf regio’s in Noord-Holland vele miljoenen uitgeven aan de inhuur van managers, consultants en adviseurs. Met inkomens tot meer dan 25.000 euro per maand. Een ‘deelprojectleider regionalisering’ krijgt bijvoorbeeld 296.000 euro per jaar – ruim een ton meer dan een minister. En het is juist deze ‘regionalisering’ die heeft geleid tot minder kazernes in de buurt en tot minder materieel voor de brandweermensen. En ook tot een cultuur bij de brandweer waar juist de vrijwilligers zich steeds minder bij thuis. voelen. Vandaag bleek dat vrijwilligers hebben besloten om naar het College voor de Rechten van de Mens te stappen. De vrijwilligers houden van het werk, maar willen onder deze leiding zo niet meer werken. Ik wil niet dat de vrijwilligers vertrekken, ik wil dat die bestuurders verdwijnen.
Hier horen geen mensen thuis die fors bezuinigen op de brandweer, maar zichzelf een flinke beloning geven.