Als u een sexy foto wilt maken van uw vrouw bij een doodskist, dan kan dat. In uitvaart museum Tot Zover, op begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Maurizio Matteucci van kistfabriek Cofani Funebri in Italië heeft er veel succes mee gehad. In 2003 begon hij een pin up kalender, eerst met zijn vrouw en later met andere modellen. Dat was goed voor de verkoop, maar ook wel kunstzinnig. De pin up kalenders van Funebri verbinden op een bijzondere wijze de dood met het leven. In tien jaar tijd groeiden de pin up kalenders uit tot een ware cult hit, tot zij in 2013 werden verboden, vanwege godslastering. Maar nu zijn ze te zien in Tot Zover, museum over onze omgang met de dood. We zien hier dodenmaskers en ook dodenharen en krijgen uitleg over gebruiken en rituelen. Het is een klein en rustig museum, stil gelegen achter het café op De Nieuwe Ooster. Op de begraafplaats zelf was het vrij druk, mensen die hun doden bezochten, of zomaar wat wandelden. Met zo nu en dan een hardloper. ‘Hier op de begraafplaats is altijd wel leven’, zei één van de vrijwilligers van het museum.
Karel Hille, de politieke verslaggever van weekblad Story, stelde mij eens de vraag naar de zin van het leven. Wat bepaald geen onlogische vraag is aan een politicus, want als het leven al geen zin heeft, dan heeft de politiek dat zeker niet. Vanuit het perspectief van de eeuwigheid is alles zinloos, het is juist de eindigheid die ons leven zin geeft. Ik ken Karel Hille goed, omdat ik in het weekblad Story jarenlang politieke vragen van Bekende Nederlanders heb beantwoord. Hille stelde mij deze vraag niet voor privégebruik, maar voor een boek, Over de zin van het leven. Ik liet mij graag interviewen, waarbij ik mij in het gezelschap bleek te bevinden van Henny Huisman, Catharine Keyl, Emile Ratelband, Lee Towers en vele andere Bekende Nederlanders. Een helder antwoord op de vraag naar de zin van het leven heb ik in dit boek niet gevonden, maar de geslepen Hille is er wel in geslaagd om met deze vraag in de hand bijzondere gesprekken te voeren en mensen een heel andere kant van zichzelf te laten zien. Karel Hille is ook de schrijver van de allergrootste uitvaart hit in ons land.
Het moet in de winter van 2008/2009 zijn geweest dat ik De Nieuwe Ooster voor het eerst bezocht, voor een interview met het magazine De Begraafplaats. In de Tweede Kamer hadden alle partijen mijn voorstel gesteund om nieuwe regels te stellen voor het ruimen van graven. Begraafplaatsen werden steeds voller en plekken waarvoor niet meer werd betaald werden steeds vaker geruimd. Daarbij werden echter ook vaker misstanden geconstateerd. Bezoekers van begraafplaatsen meldden ons dat zij soms openlijk waren geconfronteerd met stoffelijke resten. Ook op begraafplaatsen had de marktwerking haar intrede gedaan en sommige beheerders lieten het ruimen van graven doen door de goedkoopste bieder – dat kon ook het tuinbedrijf om de hoek zijn. En dat leidde soms tot broddelwerk, waarbij niet altijd waardig met de resten van mensen werd omgegaan. De begraaf industrie bleek erg kritisch over mijn plannen en begon een flinke tegenlobby, maar die regels zijn er toch gekomen. Sindsdien heb ik ook geen meldingen van misstanden meer gehad.
Toen ik museum Tot Zover bezocht moest ik denken aan Karel Hille, aan zijn liedtekst ‘Waarheen, waarvoor’ (1971), dat hij schreef voor zangeres Mieke Telkamp, op de melodie van ‘Amazing Grace’. Dit was jarenlang het meest gedraaide lied bij begrafenissen. In de kleine tentoonstelling in het uitvaart museum zag ik het lied niet terug, maar dat werd goed gemaakt op de website van Tot Zover. Het is een tekst met veel clichés, maar dat is niet erg. Dit museum leert ook dat bij de dood clichés de enige houvast zijn die we hebben.