‘Soldaat schiet, maar vreten motten we hebben voor onze kinderen.’ Op 2 juli 1917 ging aan de Oostelijke Handelskade in Amsterdam een moeder voor een groep militairen staan. Zij trok haar bloes open. En toonde zich aan de soldaten, met de uitnodiging om te schieten. Op deze dag begon in deze volksbuurt het ‘aardappeloproer’, waarin vrouwen massaal in opstand kwamen voor voedsel voor hun gezinnen. De jonge dienstplichtigen hadden de opdracht gekregen om te schieten, maar dat deden ze niet – de vrouwen hadden wel hun eigen moeder kunnen zijn. Door de oorlog die in 1914 was uitgebroken was de handel stil komen te liggen en de aanvoer van voedsel in gevaar gekomen. Vooral in de arbeidersbuurten – zoals de Oostelijke Eilanden in Amsterdam – brak honger uit en stierven kinderen aan ziekte en ondervoeding. Nederland verkocht levensmiddelen aan Duitsland, dat in oorlog was met onder meer België, Frankrijk en Engeland. Op maandag 2 juli 1917 demonstreerden meer dan duizend moeders op de Dam, waarna de vrouwen in groepjes al plunderend door de stad trokken. Vooral naar de pakhuizen en treinwagons op de Oostelijke Handelskade. Daar zochten zij naar aardappelen voor Duitsland, die zij opeisten voor hun eigen kinderen.
De Eerste Wereldoorlog was een diep drama voor de bevolking, maar ook voor de sociale beweging. Die wilde de arbeiders uit verschillende landen verenigen in hun strijd tegen het internationale kapitaal, maar nu vochten in de loopgraven arbeiders uit verschillende landen tegen elkaar. Ook in het neutrale Nederland was er verdeeldheid. Veruit de meeste vakbonden, waaronder de NVV – de latere FNV – steunden de regering en stopten met acties en stakingen, in naam van het ‘landsbelang’. Maar voor de vrouwen in de volkswijken, die dagenlang in de rij moesten staan voor een rantsoentje aardappelen dat niet zelden bedorven was, hadden daar geen boodschap aan. Waar vakbonden tekort schoten om de belangen van mensen te verdedigen, bleken de informele netwerken in de buurten nog uitstekend te werken. Groepen vrouwen die niet accepteerden dat handelaren zich verrijkten met woekerprijzen, of aardappelen verkochten aan het buitenland, terwijl hun eigen kinderen ziek werden en honger leden. Groepen vrouwen die voorop liepen en hun zwakte tot een kracht maakten. Dit oproer kreeg overal in de stad navolging en leidde er ook toe dat hun mannen gingen staken, daarin gesteund door de radicalere vakbonden. Arbeiders in de haven en in de bouw, maar ook werknemers in de wapenindustrie, legden hun werk neer en deden mee aan de staking.
Dat vrouwen het voortouw namen in protesten was zeker niet nieuw, al vele eeuwen gingen moeders in tijden van oorlog voorop in hongertochten. Zo begon het ook in juni 1917, toen in Amsterdam groepen van honderden vrouwen van pakhuizen naar dekschuiten trokken, op zoek naar eten voor hun kinderen. Op 28 juni waren op de markt geen aardappelen te krijgen, waarna vrouwen een aardappelschuit plunderden die bestemd was voor de soldaten van het garnizoen. Op 30 juni trok een groep van meer dan 500 vrouwen van de Oostelijke Eilanden naar het stadhuis, om zich te beklagen over het veel te kleine rantsoen van nog geen kwart kilo bedorven aardappelen per gezin. Daarna trokken ze naar de Oostelijke Handelskade, waar de treinen stonden met de aardappelen voor Duitsland. Op 2 juli begonnen de plunderingen en de dagen daarop de stakingen. Nieuwe militairen werden naar de stad gebracht, die wel bereid bleken om op de eigen bevolking te schieten. Deze dagen vielen tien doden en honderden gewonden. Maar de protesten hadden toch succes: op 5 juli kreeg de stad een nieuwe lading aardappelen, die even de ergste honger zou stillen. Een rantsoen van een halve kilo per persoon.
De moeders van toen zullen nooit hebben kunnen bedenken hoe de Oostelijke Eilanden en de Czaar Peterbuurt honderd jaar later zijn veranderd. De oude arbeidersbuurt is een gerenoveerde wijk geworden voor de middenklasse – mensen eten hier nog maar nauwelijks aardappelen. De overvloed is zo groot dat in de Czaar Peterstraat een restaurant ‘Instock’ is, waar chefs je een chique maaltijd voorzetten van voedsel dat andere mensen hebben weggegooid. In deze buurt is in het verleden veel gestreden en veel gestaakt. Zoals de Spoorwegstaking van 1903, toen medewerkers van de spoorwegen staakten tegen de uitbuiting van hun medearbeiders in de havens. En de Zeeliedenstaking van 1911, gericht tegen de komst van nog goedkopere Chinese arbeiders die onze eigen mensen moesten vervangen. De buurt speelde ook een centrale rol in de Februaristaking van 1941, tegen de deportatie van joden uit Amsterdam. Ook na de Tweede Wereldoorlog hebben moedige vrouwen en mannen in deze buurt gestreden voor onze vrijheid en onze welvaartstaat. Op 2 juli sta ik even stil bij het aardappeloproer. Omdat de moeders van toen nog steeds een voorbeeld zijn. Deze vrouwen gingen voorop in een tijd van oorlog en repressie. Zij klaagden niet alleen, maar namen hun lot in eigen hand.
En zijn daarmee een voorbeeld van emancipatie.