Volgens dagblad Trouw ‘vervuil’ ik de discussie over de toekomst van het referendum. Dat is nogal een uitspraak van zo’n nette krant – en dat ook nog in het hoofdredactionele commentaar. De reden is dat ik de verdediging van de wet voor een bindend referendum heb overgenomen. Deze wet van GroenLinks, PvdA en D66 is eerder door de Tweede en de Eerste Kamer aangenomen, maar moet hier nóg een keer worden behandeld, omdat voor zo’n referendum ook de Grondwet moet worden veranderd. Na het ‘nee’ van de bevolking in het Oekraïne-referendum zijn deze partijen plotseling tegenstanders geworden van het bindend referendum en weigerden zij zelfs hun eigen wet nog in te dienen. Daarmee handelden deze partijen in strijd met de Grondwet. Om te voorkomen dat deze aangenomen wet in een diepe lade zou verdwijnen, heb ik het voorstel zélf maar ingediend en mijzelf bereid verklaard om deze wet in het parlement te verdedigen. Op deze manier heb ik de discussie over het referendum niet ‘vervuild’, zoals Trouw beweert, maar juist voorkomen dat een open debat in de Tweede Kamer om partijpolitieke redenen onmogelijk werd gemaakt. Ook heb ik op deze manier voorkomen dat het parlement zou handelen in strijd met de Grondwet, die nu eenmaal verdere behandeling van deze grondwetswijziging verplicht stelt.
Stel dat de bevolking tijdens het Oekraïne-referendum op 6 april vorig jaar geen ‘nee’, maar ‘ja’ had gezegd, zouden GroenLinks, PvdA en D66 dan ook afstand hebben genomen van hun eigen referendumwet? Het waren de partijleden van GroenLinks en PvdA die hun eigen Kamerleden terugfloten en de fracties in de Tweede Kamer dwongen tot een ander standpunt. Daar is niets mis mee, dit hoort bij de partijdemocratie. Maar ik vraag mij af of deze leden dat bij een ‘ja’ in het Oekraïne-referendum ook zouden hebben gedaan. Niet zozeer het middel referendum, maar de uitslag daarvan lijkt het grote probleem. Volgens Trouw kunnen we ‘niet volhouden’ dat het referendum leidt tot ‘betere besluiten’, maar ik zie vooral dat burgers een andere mening hebben dan deze krant. Referenda hebben volgens Trouw ook ‘helemaal niet’ geleid tot meer draagvlak, maar dat komt vrees ik vooral omdat de uitslag van referenda door bestuurders gewoon niet wordt gerespecteerd. ‘Sinds vorig jaar april is het zonneklaar dat een principiële discussie over nut en noodzaak van referenda helemaal niet nodig is’, aldus Trouw. Maar die discussie lijkt me nu juist érg nodig, ook omdat er een wet ligt voor een nieuw en bindend referendum, een aangenomen wet die ook deze krant niet zomaar in de papierversnipperaar kan doen.
Dinsdag stemt de Eerste Kamer over het verdrag met Oekraïne, waarbij het ‘nee’ van de bevolking alsnog wordt omgebogen naar een ‘ja’. Dat kan omdat het huidige referendum ‘raadgevend’ is en partijen de uitslag gewoon naast zich neer kunnen leggen. Mark Rutte heeft naar eigen zeggen een ‘geitenpaadje’ gevonden, door bij het verdrag een ‘inlegvel’ te maken met wat volgens hem de bezwaren zijn van de ‘nee’-stemmers. Juridische gezien stelt dit weinig voor, maar het is voor de senaat toch voldoende – het CDA, dat in de Tweede Kamer nog tegen was, stemt nu in meerderheid voor. Bij een bindend referendum was dit politieke toneel niet mogelijk geweest en was het ‘nee’ van de bevolking ook gewoon ‘nee’ gebleven. De kans dat het bindend referendum in de Tweede Kamer voldoende steun krijgt is klein, nu zelfs initiatiefnemers GroenLinks, PvdA en D66 de wet niet meer willen steunen. Maar ik geef het niet op, ik ga de discussie graag aan. En net als premier Rutte zie ook ik nog wel een ‘geitenpaadje’. Niet bij de Europese leiders, zoals de premier deed, maar wel bij de Nederlandse bevolking. Niet door een overbodig inlegvel, maar wel door een openbare discussie. Omdat ik vind dat in een democratie de bevolking haar vertegenwoordigers altijd moet kunnen terugfluiten. En omdat een ‘nee’ ook echt ‘nee’ moet zijn.