Het referendum over de Europese Grondwet heeft mijn academische carrière geen goed gedaan. In 2003 werd ik lid van de Eerste Kamer voor de SP. Ik gaf destijds les aan de Universiteit van Amsterdam, waar ik ook was gepromoveerd. Universiteiten zijn meestal trots als één van hun medewerkers Eerste Kamerlid wordt, dit is een functie met aanzien en met invloed. Ik mijn geval was dat anders en dit werd mij op de afdeling geschiedenis waar ik werkte ook te verstaan gegeven. Een hoogleraar vroeg mij of ik besefte dat mijn keuze voor de SP slecht zou zijn voor mijn toekomst op de universiteit. In 2005 werd dat nog erger toen ik als senator campagne ging voeren tegen de Europese Grondwet. Ik herinner me nog hoe een collega woedend op mijn bureau toeliep – ik was juist in gesprek met een student – en uitriep ‘hoe ik dit in mijn hoofd haalde’. Kritiek van collega’s die lid waren van de PvdA en GroenLinks – en vaak ook in deze partijen actief waren. Dit soort intimidaties heeft me geholpen bij mijn keuze om in 2006 de universiteit te verlaten en kandidaat te worden voor de Tweede Kamer. Wees gerust, ik kijk niet om in wrok. In tegendeel. Ik heb juist een heel mooie tijd gehad op de universiteit. Maar het verwonderde me toen wel hoe academisch links neerkeek op een partij als de SP.
Woensdag zal in de Tweede Kamer de wet voor een bindend referendum worden besproken. Een wet die in al 2005 werd ingediend door de Kamerleden Wijnand Duyvendak (GroenLinks) en Niesco Dubbelboer (PvdA) – later ondersteund door Boris van der Ham (D66). De SP is destijds niet gevraagd om mee te doen, maar toch zal ik volgende week in de Kamer de wet moeten verdedigen, omdat geen van de huidige Kamerleden van GroenLinks, PvdA en D66 nog bereid is om dat te doen. Deze week heb ik de enorme stapel stukken nog eens doorgenomen – de behandeling van de wet duurt al twaalf jaar. De indieners van destijds geven hoog op van het referendum over de Europese Grondwet, dat toen net geweest was. Ik heb mooie herinneringen aan die campagne, die door het ‘nee’-kamp met bijna twee-derde meerderheid werd gewonnen. De halve wereldpers was naar Artis in Amsterdam gekomen, waar mijn partij haar feest vierde. Ik stond net ‘live’ het Amerikaanse Fox News te woord, toen achter mijn rug een ruige rockband van start ging en ik door de herrie heen nog net kon roepen dat vanuit Europa nu een ander geluid te horen was. Maar helaas bleef dat niet zo. Direct na dat referendum begon de discussie of de politiek de uitslag wel moest erkennen.
De politiek zei ‘nee’ tegen het ‘nee’ van de bevolking – je moet maar durven. Hetzelfde gebeurde vorig jaar met het ‘nee’ van het Oekraïne-referendum. Dat kan omdat het huidige referendum raadgevend is. Daarom verdedig ik volgende week een wet voor een bindend (correctief) referendum, zodat politici de mening van de burgers niet meer opzij kunnen schuiven. Partijen als VVD, CDA en ChristenUnie zijn tegen referenda, zij zien die als een bedreiging van onze parlementaire democratie. Ik ben het met deze partijen niet eens, want als mensen hun vertegenwoordigers kiezen, moeten ze die toch ook kunnen terugfluiten. Maar voor deze partijen heb ik wel waardering, omdat ze een standpunt innemen en dat ook verdedigen. Voor GroenLinks, PvdA en D66 heb ik echter weinig respect, omdat zij zelfs hun eigen wetten niet durven te verdedigen. Daar mogen deze partijen woensdag alsnog verantwoording over afleggen. Maar het gaat om meer dan deze referendumwet, dit debat gaat ook over de manier waarop het bestuur omgaat met de bevolking. Wie heeft in onze democratie het laatste woord: de gekozenen of de kiezers? Woensdag krijgen we een interessant debat, waarin we kunnen zien of politiek vooral een hobby is voor hoger opgeleiden, of dat de stem van de rest er ook toe doet.