Eén van de leukste periodes uit mijn leven was de week, begin jaren ’90, waarin ik als beginnend Groene-scribent mocht meelopen bij de redactie van BBC’s Newsnight. De schellen vielen van mijn ogen! Dus niet elke journalist is een pseudopoliticus die als een keffend hondje op de schoot van een echte politicus kruipt? Dus niet alle redacties zijn sociale werkplaatsen voor genuanceerde academici, die gezamenlijk denken te weten wat wel en niet goed is voor het volk? Dus niet alle vakgenoten zijn onherstelbaar bedwelmd door de wijd verbreide compromissengeur van de koffieautomaat? Dus niet elke ‘anchor man’ levert zijn persoonlijkheid in voor een mooi stoeltje tegenover de autocue? Zelden heb ik zo’n aantrekkelijk en uitdagend werkklimaat mogen ervaren als bij Newsnight. Jeremy Paxman, jazeker, the man himself, nodigde me al op de tweede dag spontaan uit op zijn kantoortje.
En voor ik goed en wel door had waar ik zat en wie er op luttele afstand aan het oreren was over zijn vlegeljaren in Noord-Ierland, begreep ik dat de journalistiek ook iets anders kon zijn dan een carrière van voorzichtige en zwaar bevochten stapjes opzij en omhoog. Het kon ook een virus zijn! Een tomeloze jacht op schimmen, spoken, schurken, misverstanden! Voor Paxman en consorten, zo werd mij snel duidelijk, was de journalistiek geen ‘leuke, afwisselende baan met toekomstmogelijkheden’, maar een even morbide als glamoureuze opgave de leugenachtigheid van de politieke klasse te ontmaskeren. Door Paxman proefde ik voor het eerst aan het inzicht dat een bepaalde beroepskeuze (vooral dat van politicus) misdadige trekjes vertoonde en vrijwel zonder uitzondering leidde tot het starten van een lopende band van grote en kleine leugens.
En ‘het volk’, waar de media in Nederland zo krampachtig over poogden te waken? Dat interesseerde Paxman, godzijdank, geen kloten. ‘Mijn enige taak in die dagelijkse paar minuten airtime is de crap van de machtsdragers aan het licht te brengen. Niet meer, niet minder.’ En wat de kijkers daarvan moesten denken? Dat liet Paxman koud. ‘Het enige waar ik op hoop, is dat ze mij niet de schuld gaan geven van de leugens van de flessentrekkers waarop ze zèlf gestemd hebben.’ Ondertussen stuiterde ik van opwinding. Alsof ik voor het eerst in de Grote Mensen Wereld verzeild was geraakt, waar niet alles op grond van visitekaartjes, vriendschapsbanden en carrièreperspectieven ‘geregeld’ werd, maar een strijd op leven en dood gaande was om iets boven te halen dat leek op…? De Waarheid!
Kijkend naar Buitenhof stroomde een deel van die opwinding van destijds mijn bloedbanen weer in. Terwijl de Nederlandse EP-verkiezingen weer ontaardden in een zouteloos naaikransje tussen Europese lijsttrekkers die, voor het oog van de natie, hun best deden enige naamsbekendheid te genereren en over iets relevants met elkaar van mening te verschillen, vloog de redactie van het zondagse praatprogramma het Engelse (Conservatieve) Hogerhuislid Lord Rodney Leach of Fairford (80) in, die, in zijn eentje, meer nuttige EU-analyse aan het discours toevoegde dan alle deskundigenlegers in de Lage Landen, inclusief het vermakelijke chagrijn dat luistert naar de naam ‘Maarten van Rossem’. Rodney Leach of Fairford – vanaf nu te noemen ‘Rodney’ – wees de o zo Hollandse interviewster en Joop-scribente Marcia Luyten fijntjes op de omstandigheid dat ‘het brood van de democratie’ eruit bestond dat je het A. fundamenteel met elkaar oneens was (haalde theewaterniveau ‘Europees debat’ aan), dat je B. over hoofdrolspelers beschikte die algemeen bij het publiek bekend waren (bracht ontstellend gebrek aan gezaghebbende EP-parlementariërs onder de aandacht) en C. dat als jij, burger zijnde, na verloop van tijd ontevreden was over het gevoerde beleid je de verantwoordelijken weg moest kunnen stemmen (zoomde in op het naakte feit dat zulks richting de Europese Commissie onmogelijk is).
De interviewster, ooit opgeleid als ‘cultuurwetenschapper’ in Maastricht, sputterde nog wat tegen over ‘meer macht’ die toch onmiskenbaar naar het Europarlement was geschoven, maar Rodney de wijze grijsaard lachte dat weg. Een democratie zonder ‘brood’ was zijns inziens een schertsdemocratie en over veel meer dan de ‘interne markt’ wilde Rodney dan ook niet dat het schertsparlement zou gaan beslissen. De interviewster probeerde nog een laatste troefkaart om de eigenwijze maar kraakhelder betogende Engelsman op de knieën te dwingen. China! ‘Moeten we als Europa geen gezamenlijke vuist maken tegenover de groeiende, Chinese macht?’. Rodney: ‘Integendeel! Geef elk land individueel de ruimte haar eigen anti-crisisbeleid te voeren. Dat is jaren geleden in Azië ook gebeurd met Singapore, Indonesië, China, De Filippijnen, Vietnam, etcetera. Resultaat? Zijn allemaal – op hun eigen manier – weer opgekrabbeld. Ik geloof in een wereld van netwerken. Niet in gecentraliseerde bastions van overbodige regelgeving.’
Op de uitslagenavond, gisteren, werden we op de staatszender tijdens ‘Nieuwsuur’ weer teruggeworpen naar het gebruikelijke peuterspeelzaalniveau van de Nederlandse journalistiek. De diverse correspondenten in de diverse hoofdsteden mochten als veredelde sociaal werkers even komen uitleggen welke partijen goed en welke partijen fout waren en of de foute partijen in de desbetreffende landen boven of onder verwachting hadden gescoord, zodat de Nederlandse kijker weer rustig kon gaan slapen. Kortom, journalistiek als een idyllische voorlichtingsfolder. Zoals de EU het graag heeft. En de leiding van de NPO.
Wil Brussel ooit nog in de verste verte gaan lijken op iets van een geloofwaardige democratie, dan is de lucide en onbuigzame geest van de Britten daarvoor onontbeerlijk. Mochten zij het stuurloze EU-schip ooit verlaten, dan zijn we intellectueel overgeleverd aan interventionistische machten als Frankrijk en Duitsland en neemt de kans dat Europa een zuurstofloze superstaat wordt tot onaanvaardbare proporties toe.
Daarom: méér GB in Brussel, graag. ‘Rule Brittannia’. Injecteer wat common sense in dat zelfbevestigende circus. En snél een beetje!