Mark Rutte moet beslist gevloekt hebben, toen het bericht hem ter ore kwam. Houd je net een leuk inelkaar geflanst verhaaltje op het congres van de Dikke-Ik-Partij over de Dikke-Ik-in-overig-Nederland, en krijg je dat! Gelderse VVD-Statenleden die het vertikken voortaan tweede klas in de trein te reizen! PvdA-er Bram Stemerdink vertrouwde mij ooit toe dat hij juist bewust altijd wèl tweede klas reisde, omdat je dan – voor een politicus niet onnut – regelmatig te weten kwam, wat er onder je kiezers leefde. In dat licht is het overigens natuurlijk heel logisch, dat de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie meteen de eerste klas opzoekt: daar zitten, als die überhaupt al sporen, nu eenmaal háár kiezers.
Hoogst interessant, wat Rutte allemaal in zijn toespraak te berde bracht.
“Waar we ons aan ergeren, zijn al die gevallen van hufterigheid en egoïsme. Mensen die maar in één ding geloven: het grote dikke ik. Als je werkt in een sector waar je weet dat het geld uit de pot van de belasting komt, dan begrijp ik niet dat er dan bankiers zijn die zeggen: Ja, maar ik kan in het buitenland zoveel meer verdienen. Dan denk ik toedeledokie, ga dan. Ik wil de beste mensen, ook voor de banken. Maar ik verwacht ook dat mensen die er werken zich realiseren dat wij met z’n allen die salarissen betalen. En dat dat dus betekent dat je daar een beetje terughoudend in bent. En ik vind dat we elkaar daarop mogen aanspreken.”
Beter laat dan nooit, kun je dan denken. Maar zou dan niet minstens één kleine kritische kanttekening waaruit blijkt dat men zelfs bij de VVD over voldoende zelfkennis beschikt te weten niet van zonden vrij te zijn, niet hebben misstaan? Je hebt gewone brutaliteit en regelrechte onbeschaamdheid, en de Dikke-Ik-Rede van Rutte zal ongetwijfeld in die laatste categorie in de annalen worden bijgeschreven. Nog los daarvan dat zij, zoals Pechtold later terecht in Nieuwsuur opmerkte, vooral uit platitudes bestond om het VVD-klapvee te behagen.
Als tenslotte één partij de afgelopen decennia de Dikke Ik belichaamd en elke politieke maatregel om die aan banden te leggen gedwarsboomd heeft, dan wel de VVD. Als één partij de bonusgraaiers steevast de hand boven het hoofd heeft gehouden en elke poging hen van staatswege fiscaal te temmen afdeed als ‘jaloeziebelasting’, dan wel de VVD. Als één partij met de door haar nog steeds gepropageerde privatisering plus vermarkting van ongeveer alle collectieve instituties – zorg, woningbouw, onderwijs, zorg – de Dikke-Ik-mentaliteit van de daardoor in alle managerfuncties als pseudo-ondernemers opduikende alfa-mannetjes (Jan Timmer!) gestimuleerd heeft, dan wel de VVD.
Geen enkel woord hierover, en over al die omhooggevallen partijgenoten – bonusbaas Zalm bovenaan – die dit steeds opnieuw praktiseren en verdedigen. Daar zat men bij de VVD “toch wat meer ontspannen in”, om Halbe Zijlstra te citeren? En dan nu een vrome preek afsteken over inhaligheid? Je moet maar durven!
Na lezing van de tekst, die door de NRC Handelsblad werd gepubliceerd, dacht ik nog even dat we met een briljant satiricus te doen hadden, ook vanwege die paar zinnen van Rutte verderop. “En tot slot: als het gaat over waarden, over gedrag en elkaar aanspreken, dan geldt dat ook voor politici”.
Zou Rutte op de kleine, dunne feitjes van Mark Verheijen doelen, toen hijzelf óók zo voortvarend met dat elkaar-aanspreken was? Maar nee: politici die hierop onderuit gaan “komen in de VVD niet voor. Maar als je er ergens eentje aantreft, doe me een lol, pak ‘m even bij zijn oor en zeg: zo doen wij dat niet”. Als Rutte de laatste jaren de daad bij het woord had gevoegd, zou hij een RSI-arm hebben.
Uit niets bleek, dat ook maar één der aanwezigen zich van de volstrekte ongeloofwaardigheid van Rutte en henzelf bewust was. Dat zelfs VVD-leden van de Eerste Kamer, van wie je toch een minimumvermogen tot reflectie mag verwachten, na afloop niet protesteerden, zegt veel over het bedroevende denkniveau. Maar waar keizer Caligula er tweeduizend jaar geleden al in slaagde om de senatoren van Rome zijn paard tot consul te laten kiezen, kan het niet echt verbazen dat nu ook in de Nederlandse senaat de nodige ezels zitting hebben.
Ernstiger is het feit dat Rutte eveneens onder journalisten nog steeds op een merkwaardig groot ontzag kan rekenen, en niet allang massaal is afgeserveerd. Al de diepe buiging die hij tijdens zijn eerste kabinet voor Wilders maakte, waarbij ook de beginselen van de rechtsstaat tamelijk gemakzuchtig te grabbel werden gegooid, heeft ook in de pers veel te weinig het principiële weerwoord gevonden dat het verdiende. Nee, ‘het land moest worden geregeerd’.
Wat daardoor overheerst is de bewondering voor de handige politicus, die er voortdurend in slaagt de onwaarschijnlijkste meerderheden achter zijn maatregelen te krijgen, en zo voor ‘daadkracht’ staat. Of al die daadkrachtige veranderingen wel effect sorteren – Nationale Politie, pgb-dossier – of zelfs maar principieel deugen (zoals vermarkting van zorg en spoor) is secundair. Het is daadkracht om de daadkracht, handigheid om de handigheid, niet in dienst van enig echt idee.
Dat is misschien de kern van het probleem: dat er bij veel politici geen kern meer is. Geen ideologische en geen inhoudelijke, en daarmee ook geen morele. Pragmatisme is als zodanig een doel geworden, en om de vaart erin (waarin?) te houden, moet ook de oppositie vooral soepel ‘meedoen’. Het is deze totale richtingloosheid, waarbij ‘de markt’ in de plaats van moraal én verstand is getreden, die ook ten diepste ten grondslag ligt aan de Fyra-ontsporing met de NS.
Rutte belichaamt die morele leegte als geen ander. Het is de reden waarom ik zelfs Balkenende nog verre boven hem prefereer. Die had in elk geval nog ideeën, en ook al waren dat vaak niet de mijne: er viel tenminste over na te denken en desnoods tegen te strijden. Met een ongrijpbare plumpudding gaat dat niet.