De scheiding van machten is een belangrijk onderdeel van de rechtsstaat. Zowel de minister van Veiligheid en Justitie Opstelten, als premier Rutte, reden recent een scheve schaats op dit gebied. De premier moet nogmaals uitleggen hoe hij de scheiding van machten nu eigenlijk ziet. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie moet zich hebben versproken, toen hem recent voor de zoveelste keer over het lopende strafrechtelijke onderzoek naar de voormalig topambtenaar Demmink werd gevraagd door journalisten. Niet alleen zei hij uit te gaan van de onschuld van de heer Demmink. Hij voegde daar nog met stelligheid aan toe: ‘Het was niks, het is niks, en het wordt niks’.
Wellicht probeerde hij te variëren met woorden, wat ergens nog wel te begrijpen is als je voor de zoveelste keer dezelfde vraag krijgt. Maar toegegeven moet toch worden dat de minister die verantwoordelijk is voor het Openbaar Ministerie de kwalificatie ‘het wordt niks’ niet zou behoren te geven als het gaat over een lopend strafrechtelijk onderzoek. Dat is voorsorteren op de uitkomsten, de suggestie wekken dat je al weet wat er uit gaat komen, en erger nog: het kan de indruk wekken dat je de resultaten zelfs kunt beïnvloeden. Dergelijke uitspraken voeden het wantrouwen in het strafrechtelijk systeem. Opstelten had er goed aan gedaan toe te geven dat hij dit zo niet had moeten zeggen.
Ook van de premier mag worden verlangd dat hij staat voor de rechtsstaat, waar de scheiding van machten onderdeel van uitmaakt. Gevraagd naar deze merkwaardige uitspraak van minister Opstelten, zei de premier op zijn persconferentie na de ministerraad op 17 april 2014 dat Opstelten ‘zich keurig binnen de lijntjes heeft gehouden’. Rutte maakte het nog erger door daar nog aan toe te voegen dat de minister van Veiligheid en Justitie als baas van het OM ‘het geitenpad, het bruggetje’ is tussen de gescheiden machten. De minister van Veiligheid en Justitie zou zelfs ruimer gerechtigd zijn hier iets over te zeggen dan andere politici!
Niet alleen vindt de premier dus dat een minister van Veiligheid en Justitie mag suggereren de uitkomsten van een lopend strafrechtelijk onderzoek reeds te kennen. De premier vindt kennelijk ook dat een minister van Veiligheid en Justitie méér over lopende strafrechtelijke onderzoeken mag zeggen dan andere politici. Ik zou zeggen, juist niet. Een terughoudende opstelling mag worden verwacht bij lopende onderzoeken, juist van de minister van Veiligheid en Justitie die immers verantwoordelijk is voor het Openbaar Ministerie.
In antwoord op mijn Kamervragen draait de premier om de hete brij heen en geeft hij geen duidelijke toelichting op zijn opmerkingen over de minister van Veiligheid en Justitie die het bruggetje zou zijn tussen de gescheiden machten en in die hoedanigheid ruimer gerechtigd zou zijn hierover iets te zeggen. Het zou goed zijn als de premier, in de herkansing die hem nu wordt geboden door nieuwe Kamervragen, duidelijk gaat staan voor het principe van de scheiding van machten.