Aanstaande woensdag 14 mei ben ik gevraagd de bijeenkomst voor te zitten voor de presentatie van het boek Salafisme. Utopische idealen in een weerbarstige praktijk van de antropologen Martijn de Koning en Carmen Becker en islamwetenschapper Joas Wagemakers. Het boek ligt hier voor mij op mijn bureau en het ziet er handzaam uit met een gebruiksvriendelijke bladspiegel. Maar het gaat natuurlijk om de inhoud. Het debat over het salafisme kan met het verschijnen van dit boek nu echt beginnen.
De kracht van het boek is de informatie die het bevat, die gebaseerd is op onderzoek dat de auteurs zelf gedaan hebben en natuurlijk op ander onderzoek zoals dat van Ineke Roex, auteur van het eveneens goed gedocumenteerde boek Leven als de profeet in Nederland, Over de salafi-beweging en democratie. Laat niemand roepen dat ‘we niets over de salafi-islam in Nederland weten’. Er is meer dan voldoende informatie beschikbaar.
De spanning in het debat over de islam en in het bijzonder de salafi-islam is hem gelegen in de wetenschappelijke benadering van deze beweging enerzijds en de maatschappij-kritische anderzijds. Of zoals Joas Wagemakers het in Trouw van maandag 12 mei stelt: ‘Onze drijfveer was het salafisme te behandelen als een interessante religieuze stroming binnen de islam.’ Tegelijkertijd deelt hij een sneer uit naar de maatschappij-kritische benadering van het salafismedebat: ‘Er zal wel kritiek komen op het boek van mensen die willen dat we een positie innemen. Maar dat is typisch een reactie van mensen die niet begrijpen wat wetenschap is.’ Dat is me nogal niet een uitspraak. Want natuurlijk willen de mensen vernemen van de auteurs wat ze precies van het salafisme vinden. Dat staat heus niet haaks op de wetenschappelijke benadering van het verschijnsel. Het zal toch niet zo zijn dat de drie auteurs zich neutraal tot het onderwerp verhouden?
Auteur Martijn de Koning neemt het op zijn blog, op Facebook en op Twitter regelmatig op voor de salafi-moslims. Hij probeert begrip te kweken voor hun standpunten en moeizame integratie in de samenleving. Hij ondervindt daarin veel kritiek van islamofoben en andere mildere criticasters, maar voor het debat is dat alleen maar goed. Maar dan het volgende. In Trouw stelt Wagemakers dat ‘bepaalde aanhangers van die stroming gevaarlijk zijn’ maar dat ‘veruit de meeste salafisten niet gewelddadig zijn.’ En hier horen we natuurlijk al weer de storm van islamofobie opsteken: als de meeste salafisten niet gewelddadig zijn, dan is er dus altijd nog een minderheid die dat wel is. En dan hoef je maar een lone wolf te hebben, en er is stront aan de knikker. Met deze uitspraak manoeuvreert Wagemakers zich, wellicht zijns ondanks, centraal in het maatschappij-kritische debat over het salafisme, hoe wetenschappelijk gefundeerd de uitspraak ook is.
Toch ben ik het in principe eens met de wetenschappelijke insteek van de auteurs. Je doet onderzoek, je doet dat naar eer en geweten en je publiceert de resultaten. Tegelijkertijd ontkom je er niet aan dat je onderzoek, zeker als dat maatschappelijk gevoelig ligt, vragen en debat oproept en een stellingname vereist. Impliciet erkent Wagemakers dat dus met zijn uitspraken in Trouw.
Hebben we het over de centrale vraag: ‘zijn de salafisten gevaarlijk of niet?’, dan is het antwoord van de drie auteurs, niet alleen in deze publicatie, maar ook in andere van hun eigen hand, dat het wel meevalt. Ineke Roex gaat in haar boek erg ver in haar interpretatie van het salafisme: ze zijn zo druk met zichzelf en elkaar, wat kunnen ze de samenleving schaden? Salafisten proberen krampachtig hun ideale levensvorm, de bijna 100% imitatie van de profeet Mohammed en de eerste moslimgeneraties, in het seculiere en verderfelijke Nederland vorm te geven. Ze zijn daar zo druk mee en er zijn zoveel spoken en beren op de weg, dat ze nauwelijks tijd noch aandacht hebben voor de ongelovigen om zich heen. Neem eens een kijkje op de Facebookpagina van Maiwand al-Afghani en stel dan vast dat alle gebeurtenissen in de wereld en Nederland vanuit het salafi standpunt worden bekeken en dat de onderliggende gedachte constant het eigen falen is. De salafis lijken wel wat op orthodoxe protestanten die van zichzelf zeggen dat zij uit zichzelf niets goed kunnen doen en dat alles de genade Gods is. Het is veel vallen en opstaan.
In de vraag naar de ‘schade’ aan de samenleving denken de o zo door het islamofobische discours toch al zo opgehitste media aan geweldmisdrijven als bomaanslagen en dergelijke. Maar ik zie een ander gevaar, als je het zo wilt noemen, en dat is de ideologische beïnvloeding van het salafisme. De standpunten van de salafistische islam over de positie van de vrouw, homoseksualiteit en democratie staan haaks op wat we in de Nederlandse samenleving gewend zijn. De salafi-vrouw, al speelt zij een relatief geëmancipeerde rol in de salafi islam, blijft toch iemand van een tweede garnituur: ze heeft minder rechten en meer plichten dan de salafi-man. Voor homo’s is geen plek in salafistische kringen. En democratie wordt in principe als systeem afgewezen maar pour besoin de la cause geaccepteerd. Daarin zijn de salafisten griezelig pragmatisch.
In het maatschappelijke o zo gepolariseerde Nederlandse klimaat waar de islam toch al in de hoek zit waar veel klappen vallen, kan het salafistische gedachtegoed en de oprechte pogingen van salafisten om als zuivere moslims te leven, een aantrekkingskracht uitoefenen op mainstream moslims, zeker bij die moslims die ontdekt hebben dat, ook al integreren ze zich suf, ze nooit echt geaccepteerd worden in de samenleving. Het conservatisme dat het salafisme zo kenmerkt kan doorsijpelen naar de huis-tuin-en-keuken moslims in dit land en daarmee de polarisatie vergroten.
En gebeurt dat ook? Voor veel gewone moslims is de salafi way of life een brug te ver, maar de salafisten raken, ondanks dat het boek het tegendeel beweert, wel steeds sterker georganiseerd in ons land, dat toont onderzoek aan Tilburg University ook aan, en daarmee wordt hun ideologische positie in de islamitische gemeenschappen alleen maar sterker. En ik vind dat behoorlijk zorgelijk. Ik heb liever een open islam waarin de vrouw echt vrij is, de homo geaccepteerd wordt en de democratie met het hart beleden wordt. En over dat laatste hoor ik de auteurs van het boek niet of te weinig. Maar het debat kan alles weer veranderen. We zullen het, inshallah, zien.