De Tweede Kamer sprak vorige week over de Nederlandse betrekkingen met Saoedi-Arabië. Een zeer ongemakkelijke bondgenoot van Nederland. Enerzijds onderhoudt ons land sinds lang een goede bilaterale relatie met Riyad, anderzijds staan beide landen soms radicaal tegenover elkaar. Bijvoorbeeld als het gaat om mensenrechten en de positie van vrouwen en minderheden in de samenleving.
Op die terreinen zien we allen graag verandering. Als we bij machte waren om het gedrag van Saoedi-Arabië op die punten stevig bij te sturen, zou niemand dat dan ook nalaten. Ik ook niet. Maar dat is nu precies waar het om draait: Nederland heeft niet de invloed en de leverage om een dergelijke koerswijziging af te dwingen. En zeker niet in ons eentje. De minister van Buitenlandse Zaken, Bert Koenders, zei het vorige week nog tekenend tegen mijn collega Joel Voordewind (ChristenUnie): we kunnen als Nederland niet de hele wereld bestieren.
Het is duidelijk dat verschillende partijen in de Kamer dat wel graag zouden willen. Hoewel, zonder daar zelf iets tegenover te stellen. Ik heb een wensenlijst van die partijen bijgehouden met betrekking tot Saoedi-Arabië. Die lijst liegt er niet om. Sinds 2011 heb ik 55 wensen geteld! Een ware waslijst.
Het kabinet is onder andere opgeroepen om:
En alsof dat allemaal nog niet voldoende is, wordt ook nog eens verwacht dat het kabinet hier vanuit Den Haag vrouwen achter het stuur krijgt in Saoedi-Arabië. Wie er een dergelijk maakbaarheidsideaal op na houdt raad ik aan een uitstekend stuk te lezen uit de New York Times uit 2012. Door druk van vrouwen zelf – omdat ze het zat waren door mannen te moeten worden geholpen bij het kopen van lingerie – kregen zij het voor elkaar dat vrouwen voortaan in lingeriewinkels mochten gaan werken. Een belangrijke stap op weg naar meer gelijkwaardigheid tussen man en vrouw die van binnenuit werd afgedwongen. En al die vrouwen moeten dagelijks op hun werk komen en wellicht komt daarmee het verbod op autorijden ook langzaamaan op lossere schroeven te staan. Ik wil maar zeggen: de vrouwen die hebben geklaagd over de gang van zaken bij het kopen van ondergoed, hebben zelf veel meer invloed dan de eindeloze stroom moties uit Nederland.
De wensen van mijn collega-Kamerleden zijn vaak erg vrijblijvend, symbolisch en bovenal paradoxaal. Aan de ene kant wordt het kabinet opgeroepen – bijna gedwongen zelfs – vooral zoveel mogelijk afstand te nemen van Saoedi-Arabië. De minister schreef voorafgaand aan het debat dat de intensiteit van de bilaterale relatie de afgelopen 25 jaar sterk is teruggelopen. Er zijn daardoor weinig beïnvloedingsmomenten op ministerieel niveau.
Tegelijkertijd moet er wel van alles worden afgedwongen en geregeld. Men wil alleen maar oogsten, zonder te zaaien. Ik zou de prangende vraag willen opwerpen: hoe in vredesnaam? Hoe zouden we ervoor moeten zorgen al deze wensen in te willigen, zonder stevige relatie waarbinnen op basis van vertrouwen en een mate van wederzijds respect zaken aan de orde kunnen worden gesteld? Zonder die hefboom krijgen we niets voor elkaar en blijft de wensenlijst vooral een zwaktebod waar de vrijblijvendheid vanaf druipt.
Het is zoals de Fransen het zo mooi zeggen: qui trop embrasse mal étreint. In goed Nederlands: wie te veel wil omvatten, omarmt weinig. Er is een alternatieve aanpak die zoveel effectiever is. Een aanpak waarbij het niet gaat om wie het meeste deugt en waarbinnen geen wonderen moeten worden verwacht, maar waarbij op basis van realisme de ruimte wordt benut die wel bestaat.
Zoals ik aan het begin van mijn bijdrage schreef is Saoedi-Arabië een ongemakkelijke bondgenoot. Ongemakkelijk maar ook belangrijk, onder andere bij terreurbestrijding. We moeten dan ook oppassen dat we de positieve punten in het gedrag van deze bondgenoot negeren. Neem bijvoorbeeld de inlichtingenbijdrage die de Saoedi’s nog altijd leveren aan de strijd tegen ISIS en het voorkomen van aanslagen in het Westen. De Saoedi ’s zijn, zoals ze het zelf formuleren, geen free riders.
Of we het nu willen of niet, Saoedi-Arabië is een factor in het Midden-Oosten die ertoe doet en waarmee rekening moet worden gehouden. In Syrië, Libië en Jemen is samenwerking met Riyad onontbeerlijk om tot oplossingen te komen. Onze rug toekeren en met het vingertje zwaaien brengt een oplossing voor de problemen in deze landen geen centimeter dichterbij. Beter zetten we het kleine beetje leverage dat we hebben in om Saoedi-Arabië ertoe te bewegen een constructieve rol te spelen bij het vinden van politieke oplossingen voor Syrië, Libië en Jemen. Een oplossing in Jemen zou bijvoorbeeld kostbare capaciteit vrijspelen voor meer en hernieuwde Saoedische betrokkenheid in Syrië (overigens hebben de Saoedi’s vorige week aangekondigd de militaire activiteit in Jemen af te bouwen).
Een voorbeeld van hoe het niet moet is de oproep voor een strikt wapenembargo tegen Saoedi-Arabië. Afgelopen week werd daartoe een onnodige motie aangenomen. Een motie die op de blog van collega Michiel Servaes onomwonden werd omschreven als “motie geen wapens naar Saoedi-Arabië”. Het is een oproep die het kleine beetje invloed dat we nog hebben verder zal doen afbrokkelen. Dat terwijl er glasheldere EU-criteria bestaan voor wapenexport waar Nederland zich altijd keurig aan houdt.
We kunnen hier leren van een land als Canada. Ondanks het karakter dat sinds het aantreden van minister-president Justin Trudeau aan het land wordt toegeschreven voert Canada nog altijd een nuchter, op eigenbelang gericht beleid, waarin wapendeals met een omvang van 15 miljard dollar niet worden geschrapt. Sterker nog, deze handel met een waardevolle partner wordt verdedigd. Canada is geen uitzondering. Ook Duitsland, het land dat wij in de buitenlandpolitiek vaak geneigd zijn te volgen, houdt de handelsrelatie met de Saoedi’s, inclusief de handel in defensieve goederen, gewoon op peil. Het is Nederland dat, gedwongen door een Kamermeerderheid, de uitzondering vormt door het braafste jongetje van de klas te spelen. Wie wordt daar ook alweer beter van?
Door te erkennen dat Saoedi-Arabië weliswaar een zeer ongemakkelijke, maar wel een belangrijke partner is, behouden landen als Canada en Duitsland invloed en dienen zij hun buitenlandpolitieke eigenbelang. Een verstandige koers. In dat licht wordt het tijd om de Nederlandse getuigenispolitiek ten aanzien van Saoedi-Arabië tegen het licht te houden en onszelf af te vragen: wanneer verkiest Nederland de nuchtere realpolitik boven de politiek van goede bedoelingen? Want intussen loopt Nederland echter internationaal uit de pas; weliswaar badend in zelfgenoegzaamheid maar wel ten koste van het werkelijke eigenbelang. Het wordt tijd dat de politiek die ongemakkelijke waarheid onder ogen durft te zien.