Column

Seks, pedo’s en quasikristallen

12-10-2011 09:00

De Nobelprijs voor Chemie ging dit jaar naar een man die in zijn eentje een compleet vakgebied op de schop nam. Daniel Shechtman legde daarnaast een fundamenteel menselijk gebrek bloot, dat niet vaak genoeg blootgelegd kan worden: onze fetisj voor versimpeling van de werkelijkheid. Die fetisj zie je overal terug, van seks tot vastestof-chemie.

In elk scheikundeboekje vind je ze: sexy plaatjes van atomen als soldaten in het gelid, zich uitstrekkend tot in het oneindige. Voor zowel soldaten, legoblokjes als voor atomen geldt dat er een eindig aantal manieren is om ze op elkaar te stapelen. Denk aan de prenten van Maurits Escher. Chemici dachten dat ze die allemaal afgevinkt hadden. De officiële definitie van de Internationale Vereniging voor Kristallografie was iets als: “een kristal is een spulletje waarin atomen opgestapeld zijn in een regelmatig, zich herhalend driedimensionaal patroon.”

Symmetrie
Ook Daniel Shechtman dacht er zo over. Tot op een middag in 1982 de feiten iets anders zeiden. Hij had net een snel afgekoelde aluminium-mangaanlegering onder de elektronenmicroscoop gelegd om een diffractiepatroon te genereren. Dat werkt ongeveer zo: je laat een kwak elektronen door het kristal dat je onderzoekt stuiteren. Het patroon dat ze vormen, zegt iets over hoe de atomen in je kristal gerangschikt zijn.

Het is een oude, beproefde methode, James Watson en Francis Crick gebruikten hem een halve eeuw geleden al om de dubbele-helixstructuur van DNA te ontcijferen. Maar het diffractiepatroon dat Shechtman die middag zag had een tienvoudige symmetrie, terwijl de boekjes altijd twee, vier of zesvoudig symmetrische patronen voorspelden. Vandaar de drie vraagtekens in het plaatje bovenaan dit stukje.

Nieuwe manier van stapelen
Schechtman ontdekte dat er een manier was om blokjes te stapelen, die de scheikundeboekjes over het hoofd hadden gezien: in zich niet-herhalende patronen. Islamitische siertegelzetters hadden die manier al duizend jaar eerder ontdekt en de beroemde Britse wiskundige Roger Penrose, vader van de onmogelijke driehoek, had de symmetrie ervan al eens beschreven: tienvoudig.

Ondanks dit solide wiskundige fundament, ontketende Shechtmans publicatie over het onderwerp een ware strontstorm. Nobelprijswinnaar Linus Pauling kwam zelfs met de oneliner: “quasikrisallen bestaan niet, quasiwetenschappers wel.” Pure karaktermoord. Gelukkig voor Shechtman bleek dat veel collega’s zijn quasikristallen ook al eens gezien hadden. Sommigen zelfs al jaren eerder. Maar ze hadden hun resultaten naar de bureaulade verbannen, bang voor net zo’n strontstorm als degene die Shechtman had getroffen. Langzaam draaide de consensus in zijn voordeel. Het einde van het liedje was dat de Internationale Vereniging voor Kristallografie haar definitie aanpaste en Shechtman een medaille met Alfred Nobels hoofd en miljoen euro rijker is.

Nieuwe definitie
Nu weer even terug naar seks: Sinds 1990 wordt homoseksualiteit door de Wereldgezondheidsorganisatie niet meer als een geestesziekte gezien. So far so good. Maar in het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders vallen fetisjisme, transvestitisme, voyeurisme, exhibitionisme, masochisme en sadisme nog altijd onder “psychoseksuele stoornissen”. Pedofilie valt in hetzelfde rijtje. Wat me daar aan tegenstaat is, dat ook hier weer ons fetisj voor versimpeling van de werkelijkheid terugkomt. ‘Stoornis’ houdt in dat je ziek bent. Maar als je ziekte of stoornis definieert als een proces dat schadelijk is voor het organisme, kun je niet volhouden dat het uiten van seksualiteit op de bovengenoemde manieren an sich ziek is.

Let wel: ik sta niet voor mezelf in als iemand met zijn poten aan de kinderen in mijn leven komt, of ze op een andere manier traumatiseert. Maar ik denk dat we fetisjisme, transvestitisme, et cetera en ja, ook pedofilie, moeten herdefiniëren als alternatieve vormen van seks. Net als homoseksualiteit. Blijkbaar kunnen de blokjes ook anders gestapeld worden. Blijkbaar zitten onze hersenen zo in elkaar, dat ze ook dit soort gedrag genereren. We hoeven dat geen podium te geven, maar een eigen plekje is denk ik raadzaam. Door gedrag ‘ziek’ te noemen, verdwijnt het uit het zicht. Als we minder spastisch om zouden gaan met ‘seksuele afwijkingen’, en dan in het bijzonder met pedofilie, hadden die twee 26-jarige jongens het misschien aangedurfd om aan de bel te trekken en over hun gevoelens te praten. Dan hadden Jennefer van Oostende en Milly Boele misschien nog geleefd.