Iemand, we noemen hem Piet, schreef me gisteren: ‘je weet best dat dat niet waar is’. Het ging om de vergelijking – de overeenkomst – die ik legde tussen tussen Antifa en Nazi’s. Dat is gek, dacht ik, zoiets had ik al lang niet meer gehoord. Het voelt anders dan als iemand zegt, ‘je liegt’.
‘Je weet best’ is: ‘we weten het allemaal, dus houd maar op’. Ik antwoordde dat ik nooit iets schrijf als ik weet dat het niet klopt. Ik ga al genoeg gebukt onder de angst dat ik me steeds kan vergissen, omdat er naast de plekken van waaruit ik nog goed kan zien, ik – om meer te kunnen zien – soms over rotsen en beekjes moet klauteren en van glibberige steen naar glibberige steen moet stappen om een route te kunnen blijven volgen. Zolang dat lukt – is mijn simpele theorie – schrijf ik dingen die tussen ‘misschien of waarschijnlijk’ waar in zitten. Dat is genoeg voor mij. Weten dat iets niet waar is, is nooit lopen of klauteren, maar in de tegenovergestelde richting vluchten.
Tenzij Piet iets anders bedoelt. George Orwell schreef in 1946 in een essay genaamd ‘In front of your nose’ dat we allemaal in staat zijn dingen te geloven waarvan we weten dat ze niet waar zijn. Dus dat bedoelde Piet (misschien of waarschijnlijk), ik geloofde iets waarvan ik wist dat het niet waar was. Ik was gespleten dus. Maar als dat waar was hoe zou ik dan al die gespletenheid om me heen kunnen zien? Dus behalve de zalig onwetenden degenen wiens geloof ze zoveel waard is dat de feiten ze koud laten – dat is precies wat ik zie in de radicale ideologie van links op dit moment, met al haar postmoderne, neo-marxistische tentakels die gretig richting onze kinderen gaan. Meer nog dan in de agressie van extreem-rechts, waarin ik geen geloof stort.
Ik kan linkse gelovigen een filmpje laten zien van Antifa die een oude man in elkaar slaan en: niets. Beelden uit Venezuela: niets. Geschiedenisboeken over het communisme? Niets. Een nazivlag? Woede! Is dat niet het meest fascinerende wat er bestaat? Magisch denken? Dat moet wel een weeffout in onze ontwikkeling zijn, die zelfdestructie. Dat jouw geloof de feiten als Superman kan ombuigen.
Ook feiten die je bij iemand netjes in een mandje op de drempel zet worden verdraaid, en wel zo dat de ontvanger toch gelijk had. Met emotionele argumenten vooral, en zelfs: ‘als het anders was gelopen had ik gelijk gehad’. Zo schreef de Amerikaanse Joan Didion heel mooi in haar boek ‘The Year of Magical Thinking’ (een paar weken nadat haar man tijdens het avondeten in elkaar zakte en overleed en ze zijn kleren wil gaan opruimen):
“I stopped at the door to the room.
I could not give away the rest of his shoes.
I stood there for a moment, then realized why: he would need shoes if he was to return.
The recognition of this thought by no means eradicated the thought.
I have still not tried to determine (say, by giving away the shoes) if the thought has lost its power”.
Didion gelooft later ook dat als ze het medische probleem met zijn hart eerder hadden opgemerkt dat hij nu nog steeds gered kan worden. ‘They might still be able to fix it’, schrijft ze. Ze weet dat het niet waar is, maar ze gelooft het toch. Didion beschrijft wat rouw met haar (en heel veel mensen) doet – magisch denken geeft haar houvast. In het boek is het ontroerend en begrijpelijk. In het echt, op deze schaal, is magisch denken richting de zelfmoord van onze beschaving verbijsterend om te zien. We blijven maar vluchten.
‘De enige correctie op dit mechanisme is dat je op den duur echt een keer tegen de harde werkelijkheid aan botst’, lees ik in een boekje over het fenomeen, ‘meestal op het slagveld’. Oh.
We zitten nu in de fase dat weten een last begint te worden en verwerking van trauma’s nog geen optie, reden waarom bedacht is dat ‘de waarheid’ helemaal niet bestaat, behalve dat de schoenen niet weg mogen natuurlijk. Omdat het misschien vanzelf weer goed komt. Je weet best dat dat niet waar is.