Met acht was ik een late gelovige, denk ik. Gerede twijfel was gerezen, op het schoolplein, maar ik hield vastbesloten vol. Vijf december 1985 ontpopte zich dan ook als een van de treurigste dagen in mijn toen nog jonge leven. Het was natuurlijk een feestelijke avond geweest, met allerhande pakjes en dichtliederen, maar op het eind volgde dat onvermijdelijke gesprek, waarop De Nu Echt Niet Meer Te Ontkennen Waarheid dan toch maar onthuld werd. Ontroostbaar was ik, en omdat ik thuis de oudste was, moest ik ook nog mijn mond erover houden.
Toch bleef ik een beetje bang voor Sinterklaas: toen de goedheiligman zich een jaar later in vol ornaat bij ons thuis presenteerde, raffelde ik bloednerveus een sinterklaasliedje af op de blokfluit, en stond verder vooral wat te drentelen. Het bijschrift in het fotoalbum meldt: ‘toch wel onder de indruk’.
Later begon ik het natuurlijk te doorzien: ik zag de zwarte wollen handschoen, die mijn moeder aandeed om snel tijdens het koken vanuit de keuken wat pepernoten de kamer in te werpen, en de enveloppe met de hint over de locatie van de zak met cadeautjes die steevast kort na thuiskomst van mijn vader in de brievenbus werd geworpen – met een flinke roffel op de deur van de buurman.
Het sinterklaasfeest dat wij vierden was een veilig, knus, en gezellig gezinsfeestje, met vrolijke gedichtjes, liedjes, pepernoten, chocoladesigaretten (jaja), banketstaaf, en marsepein. Teveel eten en iets later naar bed. En cadeautjes, ja. Veel cadeautjes – een schijnbaar oneindige hoeveelheid die toch ieder jaar weer bijzonder eindig bleek te zijn, ondanks alle ingenieuze Sinterklaasspelen die werden bedacht om van het uitpakken een heel proces te maken.
Het punt is dat, gek genoeg, in dat hele gebeuren bij ons thuis Zwarte Piet feitelijk geen enkele rol speelde. Nu ja, wel een beetje in de verhalen, en in de liedjes, maar niets aan het jaarlijkse gezinsfestijn in huize Flohr zou anders zijn geweest als men ergens in de jaren zeventig had besloten om Sinterklaas voortaan zonder knecht door het leven te laten gaan. Ja, natuurlijk had Sinterklaas één of twee pieten bij zich toen hij bij ons thuis kwam, maar in mijn herinnering was er vooral die man met die mijter en die baard.
Ik denk, eerlijk gezegd, dat wat voor ons gold, voor velen gold, en nu nog steeds geldt: eigenlijk is de rol van Zwarte Piet in het sinterklaasfeest zoals dat in den lande bij mensen thuis gevierd wordt op z’n zachtst gezegd marginaal. De rol van Marsepein, gedichten, banketletters, liedjes, pepernoten en taai-taai is vele malen groter dan die van dat zwart geverfde figuur met de dikke rode lippen en het knechtenpakje aan. Ook de symbolen van de goedheiligman – de staf, de stoomboot, de mijter, de witte baard, de schimmel, en niet te vergeten het Grote Boek – zijn eigenlijk in veel opzichten een stuk beeldbepalender dan Zwarte Piet.
Los van de inhoudelijke discussie over de al dan niet racistische achtergrond van Zwarte Piet: het is zeer wel mogelijk om een volwaardig Sinterklaasfeest vieren zonder Piet. Het enige wat verandert is het publieke spektakel rondom de intocht – verder blijft alles voor iedereen vrijwel hetzelfde. In de Sinterklaastraditie waarin ik opgroeide was Zwarte Piet iets totaal onschuldigs, maar ik vind het niet gek dat dat voor anderen om gegronde redenen anders ligt, en ik ben niet te trots me naar hen te voegen. Mijn sinterklaasfeest zal er niet minder gezellig om zijn als we er gewoon mee kappen.
Maar goed. Volgens mij zijn heel veel Nederlanders een beetje voor, of, net als ik, een beetje tegen Zwarte Piet. Dat is ook prima. Wat niet prima is, is de manier waarop de beide activistische kampen in ‘het Zwarte Piet debat’ momenteel hun punt proberen te maken, en daarmee een politieke lading geven aan een feest dat voor kinderen onschuldig, knus en gezellig moet zijn. Dat geldt voor de mensen die het nodig vinden om tijdens de intocht, te midden van kinderen tegen zwarte piet te gaan demonstreren, en voor de mensen die – als waren ze jongetjes van zeven – doen alsof het Sinterklaasfeest en daarmee de gansche natie naar de gallemiezen gaat als Quinsy Gario zijn zin krijgt.
Voor die eerste groep geldt: misschien is het handig jezelf en je standpunt een beetje in proportie tot de rest van de samenleving te zien. Voor die laatste groep geldt: kijk eens wat beter naar je eigen sinterklaasfeest, thuis, en stel je niet zo aan. Voor Zwarte Piet geldt: laten we er maar gewoon voor minstens een jaar of vijf helemaal mee ophouden. De geest is uit de fles, en die gaat er niet meer terug in tot Zwarte Piet verdwenen is. Als we ons knusse Sinterklaasfeest echt willen redden uit de klauwen van de alles kapot politiserende linksrechtse opiniemafia, moeten we hem misschien voorlopig maar even zijn knechten ontnemen.