Het Slavernij-instituut gaat dicht. Zijlstra heeft er geen cent meer voor over. Een open brief van een aantal oud-bewindslieden kon hem niet vermurwen. Die wezen erop dat de regering zich ooit ‘keihard’ garant had gesteld voor het voortbestaan van het instituut. Maar daar heeft Zijlstra uiteraard poep aan. Ach ja, ook oud-politici kunnen nog wat leren.
Uiteraard weerklinken nu van vele kanten verontwaardigde geluiden. Schandalig is het! Een klap in het gezicht van de nabestaanden van de slaven! Nederland ontkent een vreselijk stukje vaderlandse geschiedenis! Slavernij is, kortom, een stok om de blanke hond mee te slaan. Het is de bedoeling dat wij blanken ons voor eeuwig schuldig blijven voelen voor wat onze voorouders hebben gedaan. En dat een andere groep zich zich voor eeuwig ‘nabestaanden’ en slachtoffers mag noemen. Maar slachtoffers waarvan?
Bij slavernij denkt iedereen aan plantages, uitputting, wreedheden, honger en ga zo maar door. Dat is het beeld dat domineerde sinds Harriet Beecher Stowe’s Uncle Tom’s Cabin. Het aardige is dat het slavernij-onderzoek de afgelopen decennia een opmerkelijke draai heeft gemaakt, zowel in de Verenigde Staten als in Europa. Het traditionele beeld van de arme, uitgebuite slaaf ligt inmiddels op het kerkhof der geschiedenis. De Amerikaanse slaven in het Zuiden hadden het vaak niet slechter dan het proletariaat in het Noorden van de VS. Ze hadden betere huisvesting; beter te eten; dezelfde, vaak ook kortere werktijden en ze kregen voeding en kleding van de plantage-eigenaar. Daar zaten hufters tussen, uiteraard, maar het merendeel behandelde zijn (kostbare) slaven redelijk. Natuurlijk, ze waren niet vrij. Maar dat ideaal was ze volkomen vreemd. Zo waren ze nooit vrij geweest; zeker in Afrika niet. Daar waren ze ook slaven geweest. En ze waren ook niet tegen hun zin door blanke slavenhandelaren in Afrika gevangen genomen en meegevoerd. Die handelaren waagden zich niet in het Afrikaanse oerwoud. Nee, slaven werden gekocht van de lokale machthebbers. Het waren de zwarte heersers die zwarte slaven verkochten. En die slaven wisten niet beter dan dat ze werden verkocht.
Die omslag is ook te zien in onze eigen geschiedschrijving. Deze maand verscheen ‘Rijk aan de rand van de wereld. De geschiedenis van Nederland overzee.’ Het beeld dat de auteurs (Piet Emmer en Jos Gommans) daarin schetsen van de Surinaamse plantages heeft niets meer we van de duistere verhalen van weleer. Slaven werkten niet echt hard; vaak maar tot drie uur ‘s middags. En ook niet op zaterdagmiddag en zondag. Ze kregen kleding en basisvoedsel van de planter, en hielden daarnaast genoeg tijd over voor hun eigen tuintjes. Hun voedselsituatie was daarmee prima – zeer waarschijnlijk een stuk beter dan die van gewone blanke arbeiders en van zeelieden. Slaven bezochten markten waar ze hun eigen producten verkochten. Van strikt opgesloten zitten was geen sprake. Slaven onderhandelden over hun arbeidsomstandigheden; als ze ruzie kregen met hun baas, vanwege een onrechtvaardige behandeling, verdwenen ze voor korte of lange tijd in het oerwoud (waar meer ontsnapte slaven rondhingen, vaak levend van diefstal), en vaak keerden ze na enig overleg gewoon terug op de plantage. Grotere opstanden waren er ook – maar die waren écht zeldzaam en dat soort dingen had je in steden en op schepen van de VOC ook regelmatig. Behoefte aan ‘vrijheid’ bestond niet – men wilde een waardig bestaan. En de slaven vonden dat binnen het plantagesysteem. Er waren veel meer slaven dan blanken; de slaven hadden met gemak de macht kunnen grijpen, maar daar hadden ze over het algemeen geen behoefte aan. Vergeleken met het door oorlogen en godsdiensttwisten verscheurde Europa was het Caribisch gebied een oase van rust.
En de slavenhandel? Zijn wij blanken daar dan niet rijk van geworden? Emmer en Gommans wijzen dat idee simpelweg af. Het Nederlandse aandeel in die handel stelde niks voor, zeker niet vergeleken met het Britse aandeel, en heeft ook nauwelijks bijgedragen aan de Hollandse welvaart. En tegen de tijd dat men in Engeland last kreeg van zijn geweten (zo rond 1800) en de slavenhandel wilde verbieden, speelden wij al helemáál geen rol meer.
De wreedheid van de slavernij, zo luidt de conclusie, is altijd zwaar overdreven. Zeker vergeleken met het lot van de slaven voordat ze (door hun eigen leiders) werden verkocht, en vergeleken met andere arbeiders toen. En die grote winsten zijn er nooit geweest. Slavernij is geen hot issue meer. Dat instituut kan de deuren sluiten.