We wikkelen om onze liefdesrelatie een pak dekens van veiligheid, en verstikken vervolgens langzaam maar zeker de oorspronkelijke liefde. Zegt Geurtz, schrijver van het boek ‘Verslaafd aan de Liefde”. De deal van het stelletje is simpel: jij wijst mij niet af, ik wijs jou niet af. We hoeven geen van beiden ooit pijn te lijden en sluiten aldus een verzekering af: no risk at all. Het verdriet wordt buiten de deur gehouden. Volgens Geurtz is 80% van de liefdesparen met deze transactie bezig, en houden hem dagelijks in stand.
De liefdesparen roepen echter het onheil over zich af. Want naarmate de zekerheid toeneemt, de pijn verder weg is gebannen, naar die mate wordt de relatie een zielloos verschijnsel. Naar die mate ontstaat aldus een steeds dieper smachten bij beiden naar…naar ….het onbereikbare. Naar “de nieuwe liefde”. Naar verse verliefdheid. Naar dat wat door de deal verloren is gegaan.
Vroeg of laat gebeurt dat ook, vaak fysiek, maar vaak ook in de fantasie van een van beiden of beiden. Er is een “redder”. Een derde. De “relatiecrisis” kondigt zich aan. De relatie strandt. En een rolverdeling komt tot stand. De “verliefde” heeft de riante positie. Hij of zij heeft immers een achter de handje. Doet de oude schoenen niet weg alvorens nieuwe te hebben aangeschaft. Hoeft de pijn van afwijzing en verlaten-worden niet te ondergaan, want de “nieuwe liefde” wacht al in de coulissen en belooft alweer iets moois en pijnloos. Oh wat zijn we blij.
De ander, de verlatene, betaalt de rekening van beiden. Hij of zijn verliest de partner (soms de liefde van zijn/haar leven) en betaalt met bittere smart, afwijzingspijn en in de steek gelaten-gevoelens het achteraf toch echt niet goed wegverzekerde falen van beiden. Na enkele jaren kan het drama zich opnieuw afspelen, met nieuwe partner(s). Een zich herhalende lijdensweg, zegt Geurtz, maar hij is dan ook een boeddhist.
Geurtz is wat somber, maar hij heeft een punt. Wat we liefde noemen is meestal het uitbesteden aan een ander van dingen die we zelf zouden moeten verzorgen: eigenwaarde, kracht, zachtheid, vertrouwen, veiligheid. Kortom: het geluk vinden we in de ander, niet in onszelf. We raken verslaafd aan de ander. Doordat we van jongs af aan met negatieve zelfbeelden lopen, halen we deze mooie dingen niet uit onszelf. Maar zoals gezegd uit de partner. Dat geeft comfort. Met rituelen bevestig je de deal. Als je elke dag tegen elkaar zegt: ik hou van je, en dat dertig keer, dan geeft die rituele mantra bevrediging en veiligheid, en je voelt je geaccepteerd. Je kan dan dus niet meer afgewezen worden. Denk je. Je zit safe en de ander voorkomt het noodzakelijke kijken naar jezelf. Want iemand houdt van je, dus het zit wel snor met je. Gewoon doorleven. Een symbiose ontstaat. Verstikking.
Waarom doen we dit toch? Nu komt het duiveltje op het toneel. De jeugd. Altijd weer die jeugd met die mamma’s en pappa’s. En het kleine kind dat opgevoed wordt. Gekwetst wordt, zegt Geurtz. Bij elke: je mag dit niet en je mag dat niet doen voelt het kind de afwijzing door de vermanende en straffende ouder.
En dit is nog maar een heel normale opvoeding. Alleen al in die normale opvoeding is het programma “ik deug niet” bij het kind in volle ontwikkeling. Je ziet het op straat, in supermarkten en bioscopen: Niet doen, afblijven, nee Jantje, fout!!! En het kind komt stapje voor stapje tot de overtuiging dat het een fout schepsel is. Waarmee het kind het volwassen leven en de liefdesrelatie instapt. Een relatie die daardoor gedoemd is te stranden.
Zo is de cirkel rond.
Nog ernstiger is het als het kind verwond wordt door de ouders. In de steek gelaten, verwaarloosd, bedreigd, uitgescholden, geslagen, geschopt of mishandeld. Die kinderen zijn vanbinnen natuurlijk compleet defect. Liefde kunnen ze niet meer voelen. Permanente angst opnieuw mishandeld of afgewezen te worden domineert, ze smachten naar veiligheid. De liefdespartners van deze gewond-kind-volwassenen hebben het zwaar. Ze voelen de volle lading van die angst op hun schouders rusten en poetsen meestal na en paar jaar de plaat. Waarbij het gewonde kind kan zeggen: zie je, ik deug niet, ik word weer in de steek gelaten. Ook dat cirkeltje is dan rond.
Hoe stap je uit deze cirkels? Zelfkennis. Dat zegt Geurtz en ik ben het met hem eens. Meedogenloze zelfreflectie, scherp in de spiegel kijken en in gaan zien dat het negatieve zelfbeeld (“ik deug niet”) zelf niet deugt. Dus niet meteen in een nieuwe liefde stappen maar bij jezelf te raden gaan wat deugt en wat verbetering behoeft. Waar je wond zit. Je herhaling na herhaling. Dus ook zelfstandig worden. Om het even heel new-age te zeggen: van jezelf gaan houden. Dat lijkt me de enige weg.
Verliefdheid op die nieuwe man of vrouw, op die “redder” is, als je het op de keper beschouwt, slechts een nieuwe projectie van het gemis in jezelf. Je gaat opnieuw bij een ander halen wat je jezelf moet leren geven. Een op den duur doodlopende weg. Tot de les geleerd is.
Om eerlijk te zijn: zelf in een relatiecrisis verkerend zie ik het ineens helder voor me. Maar ook ietwat gekleurd uiteraard. Het zij zo. Volgende keer meer.
Een goed nieuwjaar, al jullie lieve mooie stelletjes!!!