De Tweede Kamer debatteert vanavond over of het houden van een EU-referendum wel zo’n goed idee is. Of wij burgers wel kunnen bevatten waar dat intellectuele intelligente bouwwerk allemaal over gaat. en of wij het niet zullen aangrijpen om in het stemhokje Den Haag eens te laten weten hoe wij burgers over hen denken. Kortom: of de politieke elite ons wel lastig moet vallen met dergelijke vragen. Noblesse oblige, tenslotte.
Wij burgers kunnen inderdaad lastig bevatten waar de technocratische spaghetti die de Europese Unie heet nu allemaal om draait. Wij burgers hebben ook geen idee waar wij moeten aankloppen of welke politicus wij aan welk jasje moeten trekken om verhaal te halen. Wij weten rationeel wel dat 60 procent van de wetgeving ‘uit Brussel’ komt, maar ‘in aanraking met de wet’ staat voor veel burgers nog altijd gelijk aan de pedagogisch-corrigerend ‘nee’ schuddende verkeersagenten die aan hen boetes voor overtredingen uitdeelt. Sterker nog, Europarlementariërs weten zelf ook niet altijd wat ze wel of niet mogen doen. Zo schreven ze onlangs een vingerzwaaiend rapportje over de NSA. Heel lief, maar laat dat nou net een beleidsterrein zijn waar ze niets over te zeggen hebben. Of misschien dat ze zich daarom ook de grote mond richting de VS meenden te veroorloven, maar dan komt het neer op een staaltje onvervalst kiezersbedrog in campagnetijd (D66, jullie hier?). Dus dat zal het vast niet geweest zijn.
Hier komen wij meteen op het zere punt aan. Hoewel politici allemaal menen het ‘eerlijke’ verhaal over Europa te vertellen, beschamen zij keer op keer ons vertrouwen of beledigen grofweg de intelligentie. Want hoe serieus wordt je als kiezer genomen wanneer een zogenaamd ‘kritisch’ Europees verkiezingsprogramma met een opsomming hoe het vooral niet moet (hoi VVD) wordt gepubliceerd, om vervolgens juichend achter iemand te gaan staan die recht tegen datzelfde verkiezingsprogramma indruist? Verkiezingsbeloften vóór de verkiezingen zelf zijn geweest al breken: je moet het maar kunnen. De VVD doet het, met hun keus voor Guy Verhofstadt als leider van de liberale ALDE-fractie.
Hoe serieus wordt je als kiezer genomen wanneer de Europese verkiezingen worden aangegrepen om nog eens een paar extra dolken in de rug van partijgenoten te steken (hoi PvdA versus Judith Merkies), om daarna met een strak gezicht te verkondigen dat je het doet voor een socialer Europa? Hoe serieus neem je je kiezers wanneer je non-stop hysterisch gilt dat je anti-anti-anti-EU bent (hoi SP en PVV), maar ondertussen net als andere Europarlementariërs de bonnetjes van je lunch-beaujolais declareert? Hoe serieus neem je je kiezers wanneer je met strak, integer gristelijk gezicht in de camera meldt het ‘echte verhaal’ over Europa zo graag te willen vertellen, om vervolgens de meest stille partij van allemaal te zijn (joehoe! CDA…? Hallo?). Wat overigens na alle ophef over de samenwerking Wilders-Le Pen wel zo slim is wanneer je zelf de Europese fractiebankjes deelt met een Hongaarse partij die zigeunerhaat en antisemitisme door de vingers ziet, en sowieso niet veel opheeft met democratie en de rechtstaat.
U voelt de bui al hangen. Inderdaad, u wordt niet serieus genomen (althans niet op de klemtoon zoals u deze zin nu leest). Waarom niet? Omdat er ook helemaal niets te vrezen valt voor u, brul-burger.
En daarom is het debat vanavond in de Tweede Kamer zo belangrijk. Daar, op het Binnenhof, waar wij als Nederlandse burgers ‘onze’ politici nog wel aan het jasje kunnen trekken. Zoals het hoort. Democratische verantwoording dient herkenbaar te zijn voor de burger. Niet het mikado wat het nu is, waarin alles aan elkaar is gekoppeld. Waar de burger van gekkigheid niet meer weet waar de ene verantwoording begint en de andere ophoudt. Waar de politici dat ook niet weten (en ook niet zo heel vervelend vinden, heb ik het idee). Hoe meer de verantwoording kan worden afgelegd via een woordvoerder die namens de twee na hoogste ambtenaar spreekt, die weer direct onder de voorzitter valt van de commissie die advies geeft aan volksvertegenwoordiger X, hoe mistiger deze ‘verantwoordings-
Het wordt tijd om onze volksvertegenwoordigers een handje te helpen en de vage lettertjes op het sociale contract weer helder te krijgen. Kabinetten en volksvertegenwoordigers moeten aan te spreken zijn op wat zij in Brussel uitspoken – want zolang hun politieke overleving er niet van afhangt, voelen zij net zoveel verantwoordelijkheid voor hun rol als volksvertegenwoordiger, als een bankier die werkt voor een bank die nooit failliet kan.