Als mens willen we graag lief zijn voor onze soortgenoten. Dat heeft zo zijn nut voor het voortbestaan van onze soort. Prima, gewoon mee doorgaan, leidt tot gezellige buurthuizen en inzamelingsacties met onbaatzuchtige BN’ers. Maar zoals alles in de natuur is ook naastenliefde of altruïsme onderworpen aan een aantal wetten en is er heus sprake van een liefdadigheids-optimumcurve.
Bijvoorbeeld: als de buurvrouw opeens de diagnose kanker krijgt dan heeft dat veel impact. Je gaat langs, biedt aan om op de kinderen te passen, er worden pannen soep gekookt enzovoort. Anders wordt het wanneer er in het nieuws wordt gemeld dat er weer een vader is die zichzelf en zijn kinderen heeft omgelegd. We voelen een huivering, compassie naar de nabestaanden, checken in onze kennissenkring of er iemand rondloopt die ook at risk zou kunnen zijn om zoiets ‘onbegrijpelijks’ te doen en gaan weer over tot de orde van de dag. Slechts een enkeling zal een dergelijke gebeurtenis aangrijpen om een teddybeer te kopen of een stille tocht te organiseren tegen zinloos geweld.
Nog een voorbeeld: een bus met schoolkinderen stort in een ravijn ergens in Zwitserland. Als we dit nieuws horen of lezen zijn we in eerste instantie vooral benieuwd of er Nederlandse kinderen onder de slachtoffers zijn. Een grote ramp in Azië: ook daar is onze empathie afhankelijk van het aantal Nederlanders dat mogelijk betrokken is. Als zich geen Nederlanders onder de slachtoffers bevinden krijgen we te maken met een ander soort wetmatigheid, namelijk het aantal doden en gewonden: hoe meer hoe heftiger de emoties. Ik ga er vanuit dat giro 555 en de media relatief eenvoudige tabellen hanteren om te bepalen hoe aantal doden X afstand X aantal Nederlanders de ideale kijkcijfers genereert. De humanitaire ramp in de Centrale Afrikaanse Republiek valt om die reden simpelweg af.
Het nieuws van deze week wierp weer een interessant licht op het begrip naastenliefde. Onze politieke correctheid wordt momenteel op de proef gesteld door duizenden vluchtelingen die staan te trappelen bij de zuidelijke Europese grenzen. Vluchtelingen zijn altijd zielig en hebben altijd recht op hulp, is al een aantal decennia de Nederlandse mantra. Toch worden we opvallend nerveus bij de gedachte dat al die vluchtelingen binnenkort over de Alpen klimmen en onze kant op komen. Politici reageren met een trillende onderlip en uiten ferme taal naar Italië, dat het zo niet kan en dat ze vooral moeten registreren. Daar hebben wij namelijk goede ervaringen mee, blijkt uit het verleden.
Ik ben by default uiterst cynisch over altruïsme en vermoed vaak een onderliggende emotie die het daglicht niet goed kan verdragen. In dat perspectief vraag ik me ook ernstig af hoe het nu echt zit met onze naastenliefde voor andere culturen. Nederlanders zijn in een groot aantal vakantielanden berucht vanwege hun respectloze en asociale gedrag. Van vroeger herinner ik me de ingezonden brieven in de Kampioen, het lijfblad van de ANWB, het merendeel ingestuurd door mensen die op vakantie waren geweest in Zuid-Europa, zeg Spanje. Het doel was om de lezers te waarschuwen en de teneur was dat Zuid-Europeanen eigenlijk niet deugden. Ze waren vies, onbetrouwbaar, vaak crimineel en waren er vooral op uit om die arme Nederlandse vakantiegangers een poot uit te draaien. Je kon maar beter je eigen ingeblikte eten meenemen.
Ik kan me niet voorstellen dat de sentimenten onder Cadiz opeens omslaan in warme belangstelling en genegenheid. Wat een contrast met bijvoorbeeld die politiek correcte mevrouwen die hun superioriteitsgevoel overdekken met vrijwilligerswerk in asielzoekerscentra. En al dat ontwikkelingswerk dat we zo’n warm hart toedragen? Er is nog niemand geweest die mij heeft kunnen overtuigen dat het oprecht altruïsme is en geén vorm van neokolonialisme om allerlei complexe sentimenten zoals schuldgevoel en superioriteit te maskeren.
Dat superioriteitsgevoel is natuurlijk een open zenuw waar we niet in de buurt mogen komen en wat we als rechtgeaarde calvinisten waarschijnlijk ook niet mogen voelen. Toch lijken er nu barstjes in te komen, want “we willen wel voor onze medemens zorgen, maar er zijn natuurlijk grenzen”.