In zekere zin is het een beetje treurig: iedereen vindt Europa stom, maar niemand wil zonder Europa. Mokkend en morrend wordt uit arren moede dus maar geaccepteerd dat de miljarden alle kanten opvliegen voor het doen standhouden van een geïntegreerde Europese economie. Mensen zijn somber gestemd over de Europese Unie, maar voelen er tegelijkertijd niets voor om diezelfde Unie te verlaten – uiteindelijk is belang dat met deelname gediend is in economische zin groot genoeg om voorlopig even op de lip te bijten.
De Eurocrisis is een schaakspel om economisch eigenbelang. Hoe verklaren we dat het grootste deel van de Grieken en Spanjaarden in de Euro wil blijven, terwijl demonstranten tegelijkertijd met posters zwaaien waarop Angela Merkel staat afgebeeld als Hitler? Blinde woede, maar eigenlijk alleen over de voorwaarden waaronder die Unie in Griekenland opereert. De Grieken willen zelf wat zeggen hebben over hun binnenlandse politiek, maar de uiterste consequentie – uit de Unie stappen – wordt niet geaccepteerd. In Spanje wil 70% van de mensen de Peseta niet terug, maar is driekwart niet te spreken over de bezuinigingen van premier Rajoy.
Niemand is gelukkig, niemand wil iets anders
Dat is een merkwaardige paradox. De onvrede in de Europese Unie komt zo bezien alleen voort uit de gedachte dat er eenvoudigweg nóg een betere deal te behalen is. Hetzelfde geldt voor de Noord-Europese landen. Nederlanders en Duitsers hebben in toenemende mate tabak van steun aan Zuidelijke staten die hun afspraken niet nakomen en de Zuid-Europeanen demonstreren weliswaar tegen de bezuinigingen, maar men wil ook niet uit de Unie. 53% van de Duitsers is tegen een overdracht van bevoegdheden naar Brussel en driekwart hoopt op een Grieks exit, maar tegelijkertijd is een meerderheid van de Duitsers bang voor het uiteenvallen van de Eurozone – die twee posities lijken onmogelijk te verenigen.
De Eurocrisis legt bloot dat de etatistische ambities van de Europese Unie nooit een succes zullen worden – de EU is geen staat, het is een economisch mainframe en nooit meer dan dat. Maar een Europa zonder EU blijkt eveneens een schrikbeeld. Niemand is gelukkig, maar niemand wil iets anders – althans: niet radicaal.
Geld tegen verdere integratie
In al het tumult en het getouwtrek tussen nationale overheden en Brussel is het veelzeggend dat Catalonië zich warmloopt voor meer onafhankelijkheid (of zelfs afscheiding) van Spanje, maar wel in de Europese Unie wil blijven. De voorzitter van de Catalaanse regionale regering, Arthur Mas, is kind aan huis bij Europese bobo’s als Schulz en Barosso. Mas zoekt steun voor een sterker Catalonië dat niet langer geld af hoeft te dragen aan de regering in Madrid, terwijl het wel deel blijft uitmaken van de EU. ‘We geven onze identiteit niet op… Meer Catalonië en meer Europa, dat is onze slogan’, verklaarde hij.
Wie durft nog te zeggen dat de Europese Unie de politieke zelfbeschikking van staten en regio’s uitsluit? In Nederland weten afzonderlijke regio’s de weg naar Brussel te vinden. De Achterhoek bijvoorbeeld, een regio die zucht onder economische achteruitgang en krimp, doet geen zaken met Den Haag, maar vindt in Brussel een luisterend oor (en vooral: geld) om iets te doen aan de economische malheur. Het behoud van de Achterhoekse identiteit is gebaat bij Brussel, en lokale bestuurders doen dan ook enthousiast zaken met het Europese regeringscentrum.
De Eurocrisis is boven alles de totale onthechting van twee zaken die in de natiestaat bijeen kwamen: economische regie en een op identiteit gegrondveste vorm van politiek zelfbestuur. De EU wordt op economische gronden gedoogd, terwijl de beleving van een collectieve identiteit in de vorm van politiek zelfbestuur zich steeds meer richt op lokale verwantschap – zie Catalonië, zie de Achterhoek. De Europese Unie zal – uiteindelijk – natiestaten niet doen verdwijnen ten faveure van een federale moloch, maar langzaam oplossen in een steeds losser economisch verbond van zelfstandige regio’s. De EU is geen economisch project voor, maar tegen politieke en culturele eenheid.