Google ontwikkelt momenteel een bril waarmee je kunt internetten. De werktitel van het project is ‘Google Project Glasses’. Het glas is ook het beeldscherm, en als je over straat loopt ben je foto’s aan het bekijken, mails aan het beantwoorden en aan het chatten met vrienden een paar duizend kilometer verderop. Hoera voor de vooruitgang! De tijden waarin je, starend naar het scherm in je handpalm, tegen een lantaarnpaal opliep zijn weldra voorgoed voorbij. De hele wereld op een paar centimeter voor je ogen. Maar wat betekent dat voor het contact met de mensen om ons heen?
De wereld zoals we hem kennen is gebouwd op het idee van verwantschap door nabijheid. Waar we wonen, onze wijk, onze stad, ons land (en soms ons werelddeel) bepaalt niet alleen in welke cultuur we worden grootgebracht, maar ook met wie we ons solidair voelen.
Nationalisme
Solidariteit ontstaat (sneller) met mensen aan wie we ons verwant voelen. Dat kan van alles zijn: een gedeeld geloof, een taal, een cultuur. Vanaf de 19e en 20ste eeuw werd het een gedeelde nationaliteit. De noodzaak daartoe kwam rechtstreeks voort uit de Franse revolutie. Tot halverwege de 18e eeuw hoorde een volk bij een koning, die de absolute soeverein werd genoemd. Die soevereiniteit was afkomstig van God en werd op aarde vertegenwoordigd door één man. De Verlichtingsfilosofen draaiden dat om: soevereiniteit rust bij het volk, schreef John Locke. Voltaire en Rousseau volgden zijn ideeën. Wat volgde waren de Amerikaanse en Franse Revolutie. Vanaf Napoleon was het nodig om een volk te hebben dat zich door onderlinge verbondenheid met elkaar verwant voelde, niet door verwantschap met de vorst. In de 19e eeuw raakt Europa in de ban van de nationale geest.
Na de Tweede Wereldoorlog was zulk nationalisme besmet. Nationalisme, dat staat voor vernietiging, voor intolerantie, voor een verdwazing die het leven van een mens niet op waarde weet te schatten. We zijn nog wel Nederlander, of Fransman, of Duitser, maar die eigenschap maakte ons niet langer uniek ten opzichte van de ander. We mochten juichen bij een voetbalwedstrijd, maar ons superieur wanen behoorde tot het verleden. Na het tijdperk van ‘beter dan jij’, kwam de meer relativistische periode van ‘verschillend maar gelijk’.
Al Jazeera in lijn 54
Wat geeft mensen nog houvast in de 21ste eeuw? In sommige opzichten leverde 11 september 2001 ons tijdelijk een scheidslijn: wij, de westerse wereld, tegen zij, de anderen. Verlichtingswaarden, ooit universeel gedacht, werden ineens ‘westerse waarden’. Het lijkt hetzelfde, maar is fundamenteel verschillend. Dat kunstmatige onderscheid duurde echter maar een decennium. 2011 was het jaar van de Arabische Lente, toen in de Arabische wereld ineens overal jonge mensen die zogenaamd Westerse waarden begonnen te eisen. Democratie, vrijheid van meningsuiting, mensenrechten.
Door internet waren wij er ook een beetje bij, en de volgende revolutie zien we misschien op onze Google-bril, terwijl we in de metro zitten op weg naar het kantoor waar we werken. Al Jazeera in lijn 54.
De Google-bril verandert – letterlijk – de manier waarop we kijken naar de wereld om ons heen. Dat heeft ook gevolgen voor solidariteit en de mate van verwantschap tussen mensen. Solidariteit was altijd: verbintenis met mensen die toevallig bij je in de buurt wonen. Het internet is direct met dat uitgangspunt in strijd. Zolang iemand een internetverbinding heeft is die persoon dichtbij te halen. Wie in zijn Google-bril staat te turen kan niet tegelijkertijd ook een praatje maken met zijn buurman. We halen mensen van ver weg dichterbij, maar zetten mensen van dichtbij noodzakelijk verder weg.
Het pensioenfonds van Ai Weiwei
Solidariteit viel altijd samen met geografische grenzen: de natiestaat was geen gegeven, het was een nuttig verzinsel om collectieve voorzieningen vorm te geven. Het internet heeft daar echter lak aan. De natiestaat, landsgrenzen – ze zijn onbegrijpelijk in de netwerksamenleving. De internet-generatie zal het uiteindelijk niet uitmaken of ze in de V.S. of in India geboren zijn; verwantschap is voor hen niet meer geografisch, maar ideëel. Het zijn gedeelde waarden zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van informatie die ertoe doen. Binnenkort zal de eerste komen die vraagt waarom hij eigenlijk moet bijdragen aan het pensioenfonds van iemand uit Nijkerk, terwijl hij niet in een fonds mag met zijn vrienden uit Kuala Lumpur, Johannesburg en Toronto. Waarom kan dat eigenlijk niet?
De Chinese dissident Ai Weiwei schreef vanmorgen in The Guardian dat China nooit een iPhone zou kunnen uitvinden. De iPhone is volgens hem meer dan een stukje techniek: het is een uitdrukking van de menselijke natuur. Het internet zal China onvermijdelijk dwingen tot verandering. Maar wat voor China geldt, geldt ook voor de rest van de wereld. Internet veranderde onze kijk op vrijheid, en eigenlijk op alle dingen. Ook op solidariteit. Dat er verandering zal komen, daaraan hoeven we niet te twijfelen. De vraag is alleen: hoe gaan we daarmee om?