Toen in de jaren ’90 de eerste kritiek werd geuit op het integratie- en immigratiebeleid voltrok de reactie daarop zich ongeveer in drie opeenvolgende fases. Eerst was er blinde morele paniek: de critici waren ‘fout’. Vervolgens kwam de catharsis: de loutering en het grote erkennen dat er in het verleden misschien iets toch niet helemaal goed was gegaan (en dat het nu erkend werd). Tenslotte werd (een deel van de kritiek) opgenomen in de standpunten van zo ongeveer alle partijen. Dat proces duurde echter wel ruim tien jaar en blijkbaar moest daarvoor de kritiek van Pim Fortuyn eerst zo lang te genegeerd worden dat een clown als Geert Wilders met Fortuyns erfenis kon gaan leuren.
Het is jammer dat Nederlandse politici zo slecht leren van hun fouten. Sinds de afgelopen maanden steeds duidelijker wordt dat de SP onder leiding van Emile Roemer misschien wel eens de grootste partij van het land kan worden neemt de paniek onder de andere politici toe. Alexander Pechtold zei in februari dat hij het ‘linkse populisme’ van de SP tegen het misdadige aan vindt, Mark Rutte krijgt nachtmerries van premier Roemer in het torentje en PvdA-voorzitter Hans Spekman maakt zijn publiek bang dat met de SP de economie in de ellende raakt en we misschien wel tot onze 85ste moeten werken.
Roemer begrijpt het
Ondertussen lijkt die kritiek de SP in de peilingen niet echt te raken. De partij loopt uit op haar concurrenten en is al enkele weken de grootste partij van Nederland. De reactie van PvdA, VVD en D66 is vooral exemplarisch voor het niet-begrijpen van de populariteit van de socialisten. Suggereren dat ‘links populisme’ misdadig is, is tamelijk bizar. Het veronderstelt dat Roemer de zaaier is van de onvrede, in plaats van de vertolker ervan.
Maar misschien begrijpt Roemer wel gewoon goed wat er leeft onder een groot deel van de kiezers. Misschien begrijpt hij wel dat de status-quo niet levert, dat mensen snakken naar een alternatief voor de als noodzakelijk gepresenteerde eenwording van Europa, voor het ontmantelen van de verzorgingsstaat, voor het inruilen van solidariteit voor individuele regelingen (bijvoorbeeld in de pensioenen en in de gezondheidszorg) – misschien vertolkt Roemer wel de vrees van veel mensen dat we de regie zijn kwijtgeraakt. Dat we niet meer werkelijk zelf sturing geven aan de wereld om ons heen, maar ons min of meer willoos laten leiden door krachten die groter zijn dan wij (globalisering, de internationale markten), terwijl ministers ons bijna dagelijks voorhouden dat het nu eenmaal zo moet.
Serieus antwoord
Francis Fukuyama schreef vorige week een artikel in de Financial Times over een nieuwe toekomst voor het conservatisme. Hij twijfelde of hij überhaupt op de uitnodiging van de hoofdredacteur om een bijdrage te leveren in moest gaan. Wat de Verenigde Staten en Europa nodig hebben, schreef hij, is niet zozeer een nieuw conservatisme, maar een heruitvinding van links.
Dezelfde boodschap verkondigde hij eind vorig jaar in het essay The Future of History, dat voortbouwde op het ruim twintig jaar eerder verschenen The End of History. Europa heeft een nieuw links nodig dat niet de clichés ademt van Marx of de soixante-huitards, maar zich wel weerbaar opstelt ten opzichte van de status-quo. De derde weg moet worden afgezworen, grote vraagstukken moeten niet als onvermijdelijk worden gepresenteerd, maar de inzet zijn van een gezond politiek en ideologisch debat.
De PvdA leek een half jaar geleden de goede weg in te zijn geslagen – SP light werd het door sommigen schamper genoemd. Dat dezelfde partij nu onder druk van de peilingen een wilde en ongecontroleerde aanval opent op de SP zal een kostbare vergissing blijken: het integratiedebat had politici immers moeten leren dat de vertolker van de onvrede aanvallen niet gelijk staat aan het aanpakken van de voedingsbodem. De uitdaging van de SP zal, net als de uitdaging van Fortuyn meer dan tien jaar geleden, een serieus antwoord moeten krijgen.