Eén ding is positief aan de afgelopen maanden; het integratiedebat is voorbij. De crisis in Europa heeft integratie verdrongen van de politieke agenda. Eurofielen zijn de nieuwe Marokkanen, schreef Volkskrant-columniste Sheila Sitalsing recent. De tamelijk lauwe reacties op de persconferentie die Sharia4Holland op De Dam hield illustreert de algehele vermoeidheid met het thema. Hier en daar werd nog wat plichtmatig boos gedaan over hun boodschap en het zogenaamd schandalige optreden van de politie, maar eigenlijk had niemand er echt zin in.
De crisis in de Unie is het belangrijkste verkiezingsthema geworden en de aandacht is definitief verschoven naar Europa. Voorlopig zal daar niet veel aan veranderen. Het Griekse vertrek uit de Eurozone is na 17 juni, als Syriza de grootste partij van Griekenland wordt, een kwestie van tijd. De noodsteun aan Spanje brengt opnieuw problemen met zich mee en ook over Italië zijn er nog altijd grote zorgen. Van Rompuy en Rehn werken aan plannen voor verdere politieke integratie en in de betalende landen rommelt het.
De ontwikkelingen zijn koren op de molen van linkse en rechtse populisten. In veel analyses wordt de laatste weken herkauwd dat het populisme gevoed wordt door de Eurocrisis. Ook in Nederland is dat, volgens sommigen, het geval. De populariteit van de SP en de PVV lijkt hier recht evenredig met het aantal miljarden dat naar Griekenland en Spanje gaat.
Alles behalve de status-quo
Toch is de gedachte dat het populisme vooral samenhangt met de Eurocrisis dwaasheid. Het suggereert immers dat, als de crisis straks is opgelost, kiezers vanzelf weer zullen terugkeren in de vertrouwde schoot van de politieke partijen die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog de dienst uitmaakten. Die gedachte ontkent echter de veel langere voorgeschiedenis. Al in 2005 werd de Europese Grondwet door de Nederlanders afgewezen, de opkomst van rechts én links populisme is van rond de Millenniumwisseling. Dat geldt zowel voor de LPF, Trots op Nederland en de PVV als voor de SP. Tijdens de jaren ’90 haalde de SP nooit meer dan vijf zetels in de Tweede Kamer. Pas na de Fortuyn-revolte begon de partij écht te groeien, ongeveer gelijktijdig (maar iets minder explosief) met de opkomst van de PVV.
Wat het integratiedebat was in de jaren ’00 zal het Europadebat worden in de jaren ’10. Het populisme is geen reactie op de crisis, het heeft hoogstens de al bestaande tegenstellingen verder op scherp gezet. Dat de SP en de PVV zo groot zijn is niet de schuld van de eurocrisis, maar het gevolg van de arrogante vanzelfsprekendheid waarmee sommige politieke vraagstukken bij de overige politieke partijen nog altijd als fait accompli worden gepresenteerd. Europa omdat we niet anders kunnen, flexibilisering en liberalisering omdat het moet van de markt, globalisering omdat je het toch niet tegenhoudt. Het mag allemaal zo zijn, maar voor politieke partijen, waarvan het toch de taak is om zelf een verhaal te verzinnen, in plaats van zich mee te laten voeren door grotere krachten, is het een zwaktebod. De SP en PVV kunnen in de ogen van het establishment nog zoveel onrealistische plannen hebben, ze vertegenwoordigen in ieder geval niet de status-quo.
Door te hopen dat het nu electoraal even doorbijten is, maar dat het populistische spook vanzelf weer zal verdwijnen als ook de Eurocrisis is bezworen, spelen de traditionele middenpartijen met vuur. De opkomst en groei van protestpartijen is een signaal dat niet te lang mag worden genegeerd. Maar wie progressief is en alleen maar in vooruitgang denkt ziet in het populisme slechts een tijdelijke terugval, nooit de behoefte aan een fundamenteel andere richting. Verzet is, in progressieve ogen, altijd van tijdelijke aard. Als de enige weg die je kent vooruit leidt is het idee dat er ook een andere route is natuurlijk bespottelijk.
Roemer I
De SP was afgelopen weekend de grootste in de peiling van Maurice de Hond. Nu zijn peilingen zelden waar, maar zelfs als De Hond er vijf zetels naast zou zitten en de SP geen 32, maar 27 zou halen zou Roemer nog steeds premier worden. Is het populisme iets tijdelijks? De afgelopen jaren wordt ook in intellectuele kringen afgerekend met de ideologie van de jaren ’90. Vorige maand voegde Michael Sandel zich in dat rijtje met het boek What Money can’t Buy, een aanval het privatiseren van het algemeen belang. De Eerste Kamer doet een parlementair onderzoek naar privatisering. De afgelopen tien jaar waren geen tijdelijke terugval, maar een nieuwe koers en radicale breuk met het verleden. De politiek van de onvermijdelijkheid uit de jaren ’90 is voorbij.
Na 12 september zal het niet de vraag zijn of de SP bestuurlijk genoeg is om bij de onderhandelingen over een nieuwe coalitie mee te mogen doen, maar welke futloze middenpartij de nieuwe werkelijkheid wil erkennen en zal aanschuiven in het kabinet Roemer I.