Vorige week werd bekend dat Different, de hulpverleningsorganisatie van de orthodox-christelijke koepel Tot Heil des Volks, zijn voorlichtende teksten op de website moet aanpassen. Hoe precies, dat konden noch de minister, noch de Inspectie voor de Gezondheidszorg zeggen. Different kwam in januari in opspraak nadat voormalige ‘patiënten’ van Different in dagblad Trouw vertelden over ‘genezingen’ en ‘homotherapie’. De Tweede Kamer haalde minister Schippers naar het parlement voor tekst en uitleg, de minister veroordeelde homotherapie in algemene termen en de Inspectie voor de Gezondheidszorg stelde uiteindelijk vast dat van een op genezing gerichte homotherapie bij Different in feite geen sprake was.
Het aanpassen van de tekst op de website moet de laatste kwalijke reukjes rondom Different wegnemen. De site schuurt weliswaar nog steeds tegen het randje van de goede smaak aan, voorlopig is alles weer even rustig. Wat ons nu rest is wachten tot het volgende opstootje.
De Apocalyps is nader
Op het hoogtepunt van de homotherapie-rel zei SGP-voorman Kees van der Staaij in een debat op Radio 1 dat “bijna de godsdienst van mensen als ziekte wordt beschouwd“. Niet de homo’s die geholpen moeten worden met hun zondige geaardheid, maar de orthodoxe christenen die ze willen helpen zijn hier het slachtoffer. Het is de ene minderheid tegen de andere.
De laatste jaren verlopen discussies over botsende grondrechten volgens een vast patroon. Stuk voor stuk ontaarden ze in een debat wat zelden nog gaat over de voorliggende zaak alléén, en vrijwel altijd over de ingebeelde angst dat de tegenstander erop uit is om voorgoed met ons af te rekenen. Toen het vorig jaar ging over het voorstel de onverdoofde rituele slacht te verbieden zei de Joodse advocaat Herman Loonstein tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer dat met deze wet “zou gaan gebeuren” wat “zestig jaar geleden niet is gelukt“. In Amsterdam waren er volgens hem huisartsen die oudere Joden bij zich krijgen met depressieve klachten, omdat de discussie hen deed vrezen voor een herhaling van de zetten die uiteindelijk leidden tot de vernietigende massamoord op Joden in de concentratiekampen.
Ook op andere gebieden worden vraagstukken die ogenschijnlijk onschuldige vraagstukken tot apocalyptische proporties opgeblazen. “Nu is het nog een moslimman die zijn vrouwelijke collega’s geen hand wil geven”, wordt er gedacht, “straks is het de totale islamisering van Nederland”. En als we Different hun gang laten gaan, dan wordt het land teruggeworpen naar de jaren ’50 onder het schrikbewind van de Poldertaliban.
“Misschien zijn wij de volgende”
De angst van Herman Loonstein en zoveel anderen was dat het niet zou stoppen bij de rituele slacht, maar dat het de eerste daad van agressie was in een gevecht dat pas zou ophouden als de laatste Jood het land had verlaten. Kees van der Staaij heeft dezelfde angst als hij zegt dat hij zo langzamerhand het idee krijgt dat het christendom een ziekte is waar mensen vanaf geholpen moeten worden. In zijn ogen gaat het debat niet meer om de botsing tussen soms tegenstrijdige grondrechten (godsdienst en antidiscriminatie), maar om een aanval op het bestaansrecht van (orthodoxe) christenen zelf. Ik moest denken aan het SGP-raadslid uit Nijkerk dat vorig jaar in een reportage in De Volkskrant wat twijfelde over de oppositie van zijn partij tegen de islam. “Misschien zijn wij de volgende”, somberde hij.
Het is de kern van het integratiedebat. Alle kleine schermutselingen die we onder die noemer vatten draaiden immers zelden om de nieuwkomers, vrijwel altijd om onze eigen bedreigde identiteit. Het was een debat tussen academici en polemisten over de vraag wie wij zijn en wat we dus van de ander konden vragen – pas daarna een debat over de ander zelf.
Iedereen is een bedreigde minderheid
Daarmee is niet gezegd dat deze debatten niet belangrijk zijn. Dat zijn ze wel, omdat ze gaan over de zaken die ons binden. Maar dat veronderstelt wel in de eerste plaats dat er een ‘ons’ is. Is dat niet het werkelijke probleem?
“All collective undertakings require trust”, schreef Tony Judt in zijn boek Ill fares the Land. Zonder vertrouwen bestaat er geen collectief dat in staat is iets uit te voeren. Of kalm te bediscussiëren. Rene Cuperus voegde er gisteren in zijn column in De Volkskrant aan toe dat een volkspartij een ‘Groot Wij’ nodig heeft. Wat voor een volkspartij geldt, geldt zeker voor een land. Als er slechts onderlinge verschillen er zijn, en er niets is dat die verschillen op een hoger niveau overstijgt – het gevoel samen Nederlander te zijn bijvoorbeeld, of een soort humanistisch ideaal, een gedeeld verleden – wordt alles wat de status-quo uitdaagt bedreigend. Of het nu gaat om homo’s, moslims, Kees van der Staaij, seculieren, de autochtone Nederlander in de volkswijk; als we geen eenheid meer zijn, en ons ook niet zo voelen, dan wordt iedereen een bedreigde minderheid.
CC-Foto: Horia Varlan