Wordt dit het normale koopkrachtplaatje dat ons straks van Rechts met den Bijbel te wachten staat, de nieuwe coalitie die nu in Den Haag in aanbouw is? Wel vette bonussen voor hardgraaiende bankiers, geen extra boterham voor hardwerkende onderwijzers? Is dat wat de ChristenUnie verstaat onder naastenliefde, het CDA onder rentmeesterschap, D66 onder sociaal-liberaal?
Nee: de VVD noem ik niet. Van die kant verwacht je niets anders dan huldiging van het Matthëusprincipe: “Want eenieder die heeft, die zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben: maar van hem, die niet heeft, van die zal genomen worden, ook wat hij heeft” (Matth 25:29). Al in de jaren zeventig stond de VVD, naar de drie H’s van haar voorlieden (Hans Wiegel, Harm van Riel en Haya van Someren) bekend als de partij van de drie H’s: halen, hebben en houden. Je kunt een euro maar één keer uitgeven, zo placht men die kringen vanouds te zeggen, dus houdt Sander Dekker de hand op de knip en Eric Wiebes voor multinationals de belastingparadijzen in stand. Geld is niet gratis – behalve dus voor bankiers.
De door hen negen jaar geleden veroorzaakte economische crisis, die de modale burger-belastingbetaler alleen al in Nederland tientallen miljarden heeft gekost om het financiële stelsel van een implosie te redden, is nog niet eens achter de rug of men begint weer praats te krijgen. Terwijl veel gewone werknemers als gevolg van de crisis nog op de nullijn zitten en intussen door bezuinigingen onder het mom van de ‘participatiemaatschappij’ de zorg afgebroken zien worden, bestaan bankiers het om weer te klagen dat ze niet meer ‘marktconform’ mogen verdienen.
Dat begon al twee jaar geleden toen Gerrit Zalm fors de salarissen aan de top van de staatsbank ABN-AMRO wilde verhogen, die even eerder door de belastingbetaler was gered uit de puinhoop waaraan Rijkman Groenink zelf dertig miljoen had overgehouden.
Nu is het de Brexit die de aanleiding vormt om de wettelijke maximering van de bonussen ter discussie te stellen, want als wij dat niet doen, zo heet het, dan vissen wij straks bij de bancaire uittocht uit de City achter het net. Toedeledoki, zei Mark Rutte nog niet zolang geleden tegen al die inhalige types, voor wie het eigen inkomen de vestigingsplaats van een bank bepalen moest. Als opperwindvaan van Nederland is hij dat intussen uiteraard weer vergeten, en CDA, D66 plus ChristenUnie weten, omwille van de hen wachtende ministerzetels, niet hoe snel zij nu óók hun eerdere afwijzing van het bancaire bonaneren moeten herroepen.
De vaste Nederlandse tv-buikspreekpop van de haute finance Chris de Groot wond er vorige week in Nieuwsuur ook geen doekjes om: het moest maar eens uit zijn met al dat moralistische gezeur, dat kostte maar werkgelegenheid. In een ingestudeerde poging geestig te zijn stelde hij dat op de kaart van Europa Nederland groen-geel kleurt – namelijk van jaloezie.
Mij lijkt dat men toch vooral in bancaire kring zèlf groen en geel van jaloezie ziet: in geen enkele bedrijfstak vormt de bonus van de één zozeer een reden om zelf ook opslag te eisen. Dat komt omdat de eerste nergens op is gebaseerd, zodat er dan ook geen argumenten zijn om de ander achter te laten blijven.
Bij eerdere optredens had De Groot verkondigd dat zonder royale bonaneermogelijkheid Nederland veel financieel talent zou mislopen; nu, dat Nederland zo de kans misliep om weer het financiële centrum van de wereld te worden. Dat laatste lijkt mij alleen maar wenselijk, zoals de opgeblazen zeepbel van de oude ABN-AMRO leert, waarvoor wij tot de dag van vandaag middels aanhoudende bezuinigingen op de collectieve uitgaven moeten bloeden.
De financiële sector was indertijd abnormaal groot en de omvang stond in geen verhouding met die van de reële economie, waarvan een samenleving het voor haar welvaart echt moet hebben – van bedrijven die iets concreets nuttigs maken, in plaats van in de derivatenwindhandel of woekerpolissenverkoop hun heil te zoeken. En wie bedoelde hij eigenlijk met al dat financieel talent dat anders de benen zou nemen? Rijkman Groenink? Tilman? Dick Scheringa misschien?
Dat geldt ook voor Britse bankiers die na de Brexit elders hun heil zoeken, en waarvoor de Amsterdamse D66-wethouder Katja Ollegren met het oog op de Zuidas nu al gedienstig de loper uit wil rollen. Niet elke vorm van werkgelegenheid is wenselijk – als ‘banen’ het enige criterium vormen, dient men Brabantse wietplantages nu niets meer in de weg te leggen, en naast de Londense City ook de Napolitaanse Camorra uit te nodigen – in mafiakringen heeft men echt niet zoveel minder moreel besef dan onder zakenbankiers.
Goed voor Amsterdam heet hun komst te zijn. Goed voor Amsterdam, of voor de Amsterdammers? Die laatsten zullen na de massale overkomst van zulke expats vooral met stijgende huizenprijzen worden geconfronteerd, waar woningen in de stad nu al voor gewone burgers bijna onbetaalbaar zijn – voor agenten, voor verplegers, en, inderdaad, voor onderbetaalde leraren in het basisonderwijs.
Die laatsten zouden per jaar al met een fractie tevreden zijn van het bedrag dat Chris de Groot voor bankiers als vanzelfsprekend wekelijks extraatje claimt. Dat maakt dit probleem ook best oplosbaar. Als banken weer zo in het geld zwemmen dat ze het in de vorm van bonussen over de balk kunnen smijten dan bestaat daar wel een nuttiger besteding voor. Dat kan via de fiscus zo geregeld worden.
Want dat is de morele vraag, die de bonaneerders steevast ontwijken omdat ze niet over enige moraal beschikken: wat rechtvaardigt dat zij zo’n krankzinnig veelvoud verdienen van een leraar of agent? Welk maatschappelijk nut hebben zij, in vergelijking met de vuilnisman? Dat van de laatste is toch beduidend groter: die ruimt de rotzooi op, terwijl bankiers decennialang vooral rotzooi hebben gemaakt.