Het komt niet vaak voor, en u zult het zeker niet vaak uit mijn mond vernemen, maar soms – soms – heeft Donald Trump gelijk. Hij maande vorige week de regering van Pakistan om haar steun aan de Taliban in buurland Afghanistan te staken, die er mede voor zorgen dat de nu al vijftien jaar durende Amerikaanse oorlogsactiviteiten in het laatstgenoemde land – begonnen in reactie op de aanslagen van 11 september, omdat de Taliban onderdak boden aan Al-Qaeda – weinig duurzaam resultaat opleveren. “Wij kunnen niet langer zwijgen over Pakistans vrijplaatsen”, aldus de Amerikaanse president.
‘Bondgenoot’ Pakistan vormt – met die andere ‘bondgenoot’, Saoedi-Arabië – de grote olifant in de kamer van het islamistisch terrorisme, waarover men in het Westen liever niet spreekt. Over Saoedi-Arabië – leverancier van de meeste aanslagplegers uit 2001 en van de salafistische ideologie die hen en ISIS in hoge mate voedt – hebben we het in het Westen het liefste zelfs helemaal niet. Het Nederlandse staatshoofd gaat er gewoon met een handelsdelegatie op bezoek.
Ook Trump sloot, in navolging van veel illustere voorgangers en de Britten recent weer een lucratieve wapendeal, terwijl met onze olieverslaving via de particuliere donaties van individuele Saoedische sjeiks indirect ISIS wordt gefinancierd. Liever dan dat onder ogen te zien viel Washington onder Bush Irak aan en krijgt het sjiitische Iran – hoewel evenzeer een theocratie nu juist de grote grote religieuze tegenstander van de Saoedische salafisten, ISIS en ook de Taliban, van alle onheil de schuld.
Voor Islamabad geldt hetzelfde als voor Riyadh: het bevindt zich in de praktijk, als het gaat om de bestrijding van het fundamentalisme, in het foute kamp. Het Pakistaanse leger dat ginds – net als in bijvoorbeeld Egypte – een staat binnen de staat vormt en daarmee feitelijk de staatsmacht in handen heeft – speelt een uitermate cynisch spel met de westerse ‘bondgenoten’. Niet alleen uit angst voor de ene geopolitieke concurrent Iran steunt het de Taliban, de aartsvijand van Teheran. Het heeft er ook financieel alle belang bij om deze haard van onrust in stand te houden: zolang zij bestaat lijken de Amerikanen namelijk bereid om Islamabad voor miljarden aan militaire steun te verlenen om haar te bestrijden. Bij vrede droogt deze lucratieve inkomstenbron voor het Pakistaanse leger op.
Dat leger kan die steun namelijk heel goed gebruiken – niet voor bestrijding van de Taliban, met wier vooral-niet-te-beëindigen-aanwezigheid zij zo de Amerikanen kan chanteren, maar voor de bestrijding van de andere grote geopolitieke concurrent India, sinds de stichting van Pakistan de eigen grote obsessie, waarvoor alles opzij gaat. De nucleaire wapenwedloop met Delhi, waarover Washington in het verleden evenzeer voornamelijk gezwegen heeft (vergelijk die met mogelijke Iraanse kernwapenplannen) vloeit hier uit voort.
Trump spreekt met zijn kritiek op Pakistan nu openlijk uit wat ongetwijfeld ook in bredere kring al langer wordt gedacht: als Islamabad niet van koers verandert is verdere militaire steun aan Pakistan met het oog op de bestrijding van de Taliban eigenlijk zinloos. Sterker: zij werkt averechts want zij vormt vooral een aanmoediging om de Taliban niet echt maar slechts halfslachtig voor de Bühne te bestrijden, omdat juist een succesvolle bestrijding ook aan die voor de strijd met India zo welkome steun een einde zou maken.
Dat het Pakistaanse leger in dat opzicht een dubieuze dubbelrol speelt was natuurlijk al eerder duidelijk geworden met de buitengerechtelijke executie van Osama bin Laden in de dagen van Barack Obama. Het Pakistaanse leger had Osama een veilige schuilplaats geboden en omdat Obama daartoe niet op medewerking van Islamabad kon rekenen, rekende hij in 2011 op eigen houtje met de aanstichter van Nine Eleven af. Enige conclusie ten aanzien van de verhouding met Pakistan werd hieruit evenwel niet – althans niet openlijk – getrokken.
Inmiddels zijn we zes jaar verder en zetelt in het Witte Huis de tweede president die zijn kiezers beloofd had aan uitzichtloze impopulaire oorlogen een einde te maken – ook Obama had bij zijn verkiezing die belofte gedaan. En net als Obama indertijd heeft ook Trump ingezien dat hij daarop terug moest komen: van buiten het Witte Huis, zoals hij met de hem kenmerkende, ietwat naïeve openhartigheid erkende, zien mondiale problemen er vaak wat eenvoudiger uit dan wanneer je eenmaal zélf in het Witte Huis zit. Zowel hij als zijn voorganger worden met Bushs krijgszuchtige erfenis opgezadeld, geconfronteerd met het feit dat het veel eenvoudiger is om overmoedig een oorlog te beginnen dan om hem geordend te beëindigen.
Waar Trump met zijn op zich juiste constatering van Pakistans onwil ten aanzien van het probleem-Afghanistan en het besef dat met blijvende Pakistaanse tegenwerking het probleem niet oplosbaar is, evenmin als iemand anders een antwoord op heeft, is de vraag: wat dan? Pakistan blijft geostrategisch van belang en als Amerika het land met te openlijke kritiek tegen zich in het harnas jaagt dan staat Amerika’s eígen mondiale concurrent, China, dankbaar klaar om Pakistan in de armen te sluiten, als gewilde tegenhanger voor China’s concurrent India.
De uitzichtloosheid ingeval van een ongewijzigde situatie constateren is één ding, die situatie wijzigen om aan die uitzichtloosheid een einde te maken, een tweede. Dat is ook voor Den Haag van belang, waar net besloten is de eigen militaire activiteiten te continueren en dat betekent in de praktijk opnieuw: voor onbepaalde tijd. Ook bij ons is, toen de bevolking voor steun aan de Amerikaanse operaties gewonnen moest worden, het beeld opgehangen dat dit tijdelijk zou zijn. We weten inmiddels beter, maar blijven toch, uit angst voor het alternatief.