Vrijdag overleed Gerrit Kouwenaar. Na het overlijden van zijn vrouw in 2002 schreef hij het gedicht ‘totaal witte kamer’.
Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken
nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik
dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later
De taal van Kouwenaar is vaak eenvoudig, maar dat maakt zijn gedichten juist zo gevoelig. De witte kamer is een zolderkamer in het Franse huisje waar hij vaak met zijn vrouw verbleef, een kamer die zij samen hebben gewit. Kouwenaar wil dat gevoel van samenzijn nog eenmaal oproepen, maar een witte kamer laat zich niet wit maken. Hier is geen tijd te sparen, dit gevoel komt nooit meer terug.
en dat wij dan bijna het volmaakte napraten
alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar
dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale
zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven
witter dan, samen –
Kouwenaar lijkt het geluk opnieuw te willen beleven, maar het lukt niet. Dit gevoel is zo wit, dat het niet leesbaar is. Zijn taal schiet hier tekort. Maar toch heeft hij dit gedicht geschreven. Gelukkig maar, ook zijn prachtige gedichten laten zich niet meer wit maken.