De speurtocht naar de waarheid over de Russische bemoeienis met de Amerikaanse presidentsverkiezingen is in volle gang. Vorige week verscheen de ontslagen FBI-baas James Comey voor de Senaatscommissie; deze week was het de beurt aan minister Jeff Sessions van Justitie.
Sessions zei niet veel, maar Comey des te meer. Journalisten concludeerden dat Comey’s getuigenis pijnlijk en gevaarlijk voor de president is. Dat het verhoor ook vernietigend was voor de reputatie van de journalisten zelf kreeg minder aandacht. Die wil ik u niet onthouden.
Voor de goede orde, de grote lijn is dat er drie hoofdzaken helder gemaakt moeten worden. Ten eerste moet duidelijk worden in welke mate Russische hackers en officials zich gemengd hebben in de Amerikaanse verkiezingen.
Ten tweede moet de waarheid boven tafel of het team van Trump in deze opzet heeft samengewerkt met de Russen.
En ten derde gaat het om de vraag of de president geprobeerd heeft het onderzoek hiernaar tegen te werken.
Over dat laatste wordt al koortsachtig gespeculeerd en voor cyberaanvallen vanuit Rusland is – ook volgens Comey – ruimschoots bewijs voorhanden. Zelfs Putin houdt het voor mogelijk, maar ontkent de opdrachtgever te zijn.
Waar journalisten ernstig de mist in gaan zijn de vele verhalen over samenwerking tussen de Russen en het team van Trump tijdens de verkiezingen. Nog altijd ontbreekt ieder bewijs en ook Comey bracht het niet mee.
De verhalen werden geschreven op basis van anonieme bronnen, die het ‘bewijs’ lekte naar vooral de New York Times en de Washington Post. Van die verhalen liet Comey vorige week donderdag niets heel.
Gelekte ‘geheime informatie’ bracht de New York Times tot het verhaal, dat het campagneteam van Trump meermalen contact heeft gehad met Russische inlichtingendiensten.
Comey verklaarde dat dit verhaal van a tot z verzonnen is. En hij vervolgde: “Wij bellen de journalisten niet om te zeggen dat ze het verkeerd hebben. We moeten het erbij laten.” Begrijpelijk, het is geen taak van de FBI om verhalen in de pers voortdurend te corrigeren. De journo’s doen het ook niet en zo blijft het nepnieuws maandenlang van grote betekenis voor pers en publiek.
Comey memoreerde ‘kletsverhalen’ die hij in de media las naar aanleiding van zijn persconferentie over de e-mails van Hillary Clinton. De stukken die – op basis van anonieme bronnen – hierover in de serieuze media verschenen noemde hij ‘nonsens’. Een jaar lang leefden de kletsverhalen ongecorrigeerd hun eigen leven.
Comey zei verder verbijsterd te zijn over wat de pers op basis van geheime informatie durft te publiceren. Met name de verhalen over een vermeende samenzwering tussen Trump en de Russen zijn Comey een doorn in het oog. Hij las ze en oordeelde iedere keer weer dat het journaille er volledig naast zat. In zijn eigen woorden: “They were dead wrong.”
Hiermee is niet gezegd dat die contacten er niet geweest kunnen zijn. Maar wel dat de bronnen waar de journalisten zich op baseerden onbetrouwbaar zijn. Op basis van die bronnen hebben journalisten nepnieuws opgeschreven en gepubliceerd.
En dan was er nog de rectificatie van CNN. In aanloop naar het verhoor van Comey verzekerde CNN zijn kijkers dat Comey Trump ging tegenspreken over een onderzoek naar de president zelf. Vernomen van bronnen dicht in de buurt van Comey.
Toen de gewezen FBI-baas de lezing van Trump helemaal niet bleek tegen te spreken maar juist bevestigde, moest CNN zijn berichtgeving rectificeren.
Onzinstukken en kletsverhalen in kranten en op een nieuwszender die een reputatie te verliezen hebben. Je zou zeggen dat die reputatie ze alles waard is, maar blijkbaar maakt Trump nog iets sterkers in hen wakker.
In hun gezamenlijke aversie tegen Trump hebben journalisten en overheidsmedewerkers, die zich opwerpen als anonieme bronnen, een gevaarlijk verbond gesloten. Beide groepen hebben al lang voor de verkiezingen besloten dat hij de verkeerde president is. De gretigheid om Trump te kunnen beschadigen wint het van de heilige opdracht de waarheid te achterhalen.
De journalistieke ethiek om je politieke voorkeur op een veilige plek te parkeren en zo ongekleurd te kunnen berichten lijkt iets uit een andere tijd. Lezers mogen misschien minder behoefte aan de feiten hebben, het inleveren van hun geloofwaardigheid doen journalisten zelf.
Deze column werd eerder gepubliceerd op RTLZ.nl.