Het is de vraag of minister-president Tayyip ErdoğanTurkije in een nieuwe fase van haar democratie zal leiden en of hij de lijsttrekker van de AKpartij zal zijn bij de parlementsverkiezingen die voor 2015 gepland staan. De politieke spanning voor de komende jaren zit hem in een andere vraag, namelijk of de jongeren die geschaard kunnen worden onder het ‘lommer van het Gezipark’ zich gaan organiseren en politiek een vuist kunnen maken en de politieke macht gaan veroveren. Turkije doet er tenslotte goed aan zich verre van het Syrische wespennest te houden, hoe lang de grens tussen beide landen ook is.
Dit waren uitspraken gedaan op een debat dat georganiseerd werd door de sinds kort in Nederland verschijnende krant Zaman Vandaag in de NRC club in Amsterdam op 19 september jl. Aan het debat namen oud Europarlementariër en GroenLinks boegbeeld Joost Lagendijk deel, Suat Kiniklioglu, oud-parlementariër van de AKpartij en thans directeur van Stratim, een in Turkije opererende denktank en ikzelf.
Mijn inbreng tijdens het debat was het thema van de toenemende islamofobie in Europa en de invloed die deze angst, gedragen als hij wordt door populistische partijen als de PVV, het Vlaams Belang, de NV-A en het Front National, heeft op het Europese beleid inzake Turkije en het Midden-Oosten. Premisse van deze partijen is dat islam en democratie nooit samen kunnen gaan en daaruit afgeleid moslims dus nooit tot een stabiele democratie kunnen komen.
Dat dat laatste evident niet klopt blijkt uit de ongekende democratische ontwikkelingen die Turkije onder Tayyip Erdoğan en zijn AKpartij heeft ondergaan. Het land heeft zelden zo lang een periode van politieke stabiliteit gekend gepaard gaande met een ongekende economische groei. Maar het jaar 2013 zou een cesuur betekenen in de periode dat de AKpartij de dienst uitmaakt. Het conflict in Syrië dat nu meer dan ooit ontaard is in een sektarische strijd, werpt zijn schaduw over de shi’itische minderheid der Alevieten in Turkije die in een fragiele balans leeft met de soennitische meerderheid van het land. De Koerdische kwestie, weliswaar voortvarend aangepakt door Erdoğan, vraagt nu meer dan ooit een heldere en aanpak die erin voorziet dat de Koerden in het land de zo gedroomde binnenlandse autonomie krijgen. De Turkse Koerden zien hoe de Syrische Koerden inmiddels hun eigen staat in de voorheen Syrische staat aan het vestigen zijn.
En dan is er de persoon van Tayyip Erdoğan zelf. Deze ontpopt zich meer en meer als vrome moslim, getuige de uitspraken die hij gedaan heeft tegen het gebruik van alcohol, een verbod op abortus, en een grenzeloze minachting voor de Geziparkdemonstranten. De premier plengde tranen op de Turkse televisie over de dood van de zeventienjarige dochter Esma van de Egyptische moslimbroederleider Beltagy en de brief die zij schreef, maar medeleven tonen met de doden onder de Geziparkdemonstranten in het land kon er niet van af.
Dat moslims een democratie kunnen bouwen bevestigt de AKpartij in Turkije. Maar er is altijd het risico dat de leiders van welke confessionele partij dan ook hun religieuze identiteit sterker tonen dan hun politieke identiteit. Dat is precies het geval bij Erdoğan. Hij mag een vroom moslim zijn, maar hij hoeft het volk, getuige de Geziparkdemonstranten en verwanten, niet te vertellen hoe het moet leven.
De jongeren in het Gezipark riepen niet om meer islam, ze riepen om vrijheid en democratie. De premier heeft daar bijzonder bot op gereageerd en het zou zomaar kunnen dat hem dat zijn politieke carrière gaat kosten. Het is niet ondenkbaar dat er reuring ontstaat binnen zijn AKpartij en anderen het roer over gaan nemen.
Of dat gebeurt zal de toekomst uitwijzen. Maar van groter belang wordt de jonge generatie van het Gezipark. Zij zijn meer dan ooit een generatie die op de hoogte is van wat er in de wereld gebeurt vanwege de sociale media. Zij horen niet alleen van democratie, zij zien de democratie op de schermen van hun Macs, laptops en iPhones en communiceren erover met elkaar en met jongeren over de hele wereld. De jongeren van Tahrir en op de pleinen van Tunis en ook die van het Syrische Deraa behoren tot diezelfde generatie. Nu worden zij ondergesneeuwd door de oudere gardes in eigen land, de meedogenloze nationale en internationale machtspolitiek van de generaals in Egypte, de sjeiks in Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, het islamofobe Europa dat met de mond wel de democratie belijdt, maar in het hart het allang best vindt als de ‘islamitische’ democratie een stapje terugdoet en de Verenigde Staten die opmerkelijk isolationistisch opereren. Maar dat betekent niet dat de jongeren er niet meer zijn en dat ze hun wensen weer ter zijde hebben gelegd. Integendeel. Het zou zomaar kunnen dat zij het zijn die het heft in handen nemen, zich organiseren en uiteindelijk aan de macht komen om daadwerkelijk hun wens waar te maken: het herbevestigen van de democratie of het daadwerkelijk vestigen van de democratie. De tijd zal het leren.