Woorden bestaan uit pixels en klanken. Neutrale concepten die pas tot opwinding kunnen leiden als ze verbonden worden met bepaalde emoties. De stichting Lezen en Schrijven had dat waarschijnlijk al veel eerder door en besloot in haar wijsheid het subsidiegeld royaal uit te geven aan René Froger onder het motto ‘alles kan een mens gelukkig maken’. Het feit dat we toenemend nerveus worden van bepaalde woorden zou er op kunnen wijzen dat er complexe koppelingen bestaan met gevoelens waar we blijkbaar een ongemakkelijk gevoel van krijgen.
We zien dit bij patiënten die lijden aan hypochondrie en gebukt gaan onder de angst dat ze een ernstige ziekte onder de leden hebben, bijvoorbeeld kanker. Mensen met hypochondrie zijn continue bezig met het checken van hun lichaam op symptomen die zouden kunnen duiden op een enge ziekte. Ook bezoeken ze regelmatig artsen om geruststelling te vinden, die meestal na een uur weer vervlogen is. Dan begint de angstcyclus weer van voren af aan. Soms is de angst zelfs zo groot dat ze bepaalde woorden niet eens durven uitspreken. Bijvoorbeeld het woord kanker: ‘Als ik het zeg, dan krijg ik het’. Dit noemen we ‘magisch denken’ en is waarschijnlijk een overblijfsel uit de kindertijd. ‘Als ik met mijn rechtervoet op die stoeptegel sta krijgt mijn mamma een ongeluk’.
Hypochondrie behandelen we over het algemeen met cognitieve gedragstherapie. Het brein wordt als het ware opnieuw geprogrammeerd, waardoor het bepaalde disfunctionele koppelingen niet meer maakt. Patiënten leren dat de pijnscheut op je borst eerder een pijnlijke spier is of wat brandend maagzuur dan een hartinfarct. Of: duizeligheid betekent niet automatisch een hersenbloeding of dodelijke hersentumor, maar wordt meestal door een heel scala aan onschuldige oorzaken verklaard. Een belangrijk onderdeel van deze behandeling vormt de zogenoemde ‘exposure’. Patiënten leren dan bijvoorbeeld om rustig naar een televisieprogramma over kanker te kijken en zonder paniek het woord kanker uit te spreken.
Het kan soms bevrijdend zijn om bepaalde woorden heel vaak achter elkaar hardop te zeggen. Dan verliezen ze hun lading, worden ze eventueel zelfs grappig en dat maakt het leven een stuk eenvoudiger. Onze nationale taalkunstenaar Herman Finkers deed hier destijds een briljante poging toe met het belspelletje ‘Geen jager, geen neger’.
Als maatschappij neigen we er toenemend naar om juist het tegenovergestelde te doen: we vermijden steeds meer woorden die blijkbaar moeilijke en verwarrende emoties oproepen. In Zweden is recent het woord Negerkoning gesneuveld en Negerzoen is uit ‘commercieel’ oogpunt al in 2006 veranderd in Buys Zoenen. Een treurige stoet spookjesfiguren en levensmiddelen passeerde afgelopen tijd de politiek correcte revue en verdwenen vervolgens van het toneel. Als we hypochondrie-patiënten niet adequaat behandelen, dan zien we dat de angst zich vaak uitbreidt. Op een gegeven moment wordt niet alleen het woord kanker vermeden, maar ook tumor, bult en gezwel. Ook kunnen mensen zo angstig en vermijdend worden dat ze met ernstige symptomen niet meer naar een arts durven gaan en het risico lopen dat ze overlijden aan een potentieel behandelbare aandoening.
Ik maak me soms zorgen dat we als samenleving een pathologische weg inslaan door te denken dat het verbieden en schrappen van woorden met een negatieve emotionele lading allerlei problemen zou oplossen. Het zijn schijninterventies, waarbij we voorbijgaan aan de onderliggende disfunctionele gedachten en gevoelens. Het woord neger roept de associatie op met een slavernijverleden met alle bijbehorende misstanden. Het woord neger verbieden maakt dat verleden niet ongedaan. Soms vrees ik een haast Orwelliaanse toekomst, waarin woorden niet meer mogen bestaan omdat ze te kwetsend zijn geworden. Verhalen mogen niet meer verteld worden, Roodkapje, Blauwbaard en Sneeuwwitje zijn vertrokken en we communiceren uitsluitend in getallen. Als we de getraumatiseerde koe niet bij de horens pakken dan woekeren emoties ongebreideld verder en leven we binnenkort in een kleurloze maatschappij met kleurloze vla omdat immers alles een mens ongelukkig kan maken.