Van een gekkenhuis kan je niet genezen

04-11-2016 15:23

Als Tweede Kamerlid kom je soms de vreemdste mensen tegen. Zoals de man die mij vertelde dat hij werd afgeluisterd door de koning. Op mijn vraag hoe hij dat zo zeker wist antwoordde deze man dat de koning bij hem in de tuin zat. Even overwoog ik te zeggen dat de koning daar helemaal geen tijd voor heeft, maar ik vermoedde dat deze waarheid niet echt zou passen in zijn werkelijkheid. Daarom zei ik maar dat het een hele eer is als de koning in je tuin zit. Deze meneer leek met dit antwoord wel tevreden, maar helemaal begrijpen deden we elkaar toch niet. Onlangs las ik Keefman (1972) van Jan Arends. Een bijzonder boek, waarin deze psychiatrische patiënt er juist wel in slaagt om – op een indringende wijze – zijn ‘gekte’ voor de lezers begrijpelijk te maken.

IK

schrijf gedichten

als dunne bomen.

 

Wie

kan zo mager

praten

met de taal

als ik?

Schuilen voor de wereld

Het verhaal van Jan Arends over ‘Keefman’ is een litanie van een patiënt tegen zijn arts, in een inrichting voor de ‘psychiatrisch gestoorde mens’. De psychiater heeft Keefman genezen verklaard, maar die raakt daardoor in grote paniek. Wat weer leidt tot een hysterische monoloog, die voor de lezer niet erg logisch is, maar wel inzicht geeft in de logica van deze patiënt. Gedurende zijn leven werd Jan Arends regelmatig in psychiatrische instituten opgenomen. Dit leven in het ‘gekkenhuis’ voelde als een bevrijding, een plek om te schuilen voor de gekte van de wereld. In het verhaal ‘Vrijgezel op kamers’ leven we mee met een op het eerste gezicht heel gewone man, die zich echter laat vernederen en zichzelf steeds meer verwaarloosd, totdat hij wordt opgenomen in een kliniek.

Misschien

is mijn vader

gierig geweest

met het zaad.

 

Ik heb

hem nooit

gekend

die man.

Een zelfgekozen isolement

‘Van een gekkenhuis kan je niet genezen’, riep Keefman uit, toen zijn arts hem genezen verklaarde. Jan Arends werd in 1925 geboren als ‘onecht kind’ van een katholiek weesmeisje en heeft daarna zijn draai in de wereld nooit echt gevonden. Aanvankelijk groeide hij op in een internaat, maar dat moest hij midden in de oorlog verlaten. Daarna werkte hij onder meer als broodbezorger, als portier in een hotel en arbeider in de fabriek. Het liefst werkte hij echter als huisknecht, bij wat hij ‘wijven’ noemde. Daardoor kreeg hij te eten en had hij onderdak, maar dit werk voorzag ook in een masochistische behoefte. Met Keefman kreeg Arends plotseling geld en waardering. Dit succes was voor hem echter geen bevrijding, maar vooral een bedreiging van zijn zelfgekozen isolement.

Ik heb

nooit

een echt woord gehoord

of het deed pijn.

 

Om pijn

te schrijven

heb je

weinig woorden

nodig.

Een ongekroonde koning

‘Niemand wil weten dat ik een koning ben. Maar iedereen heeft het altijd geweten.’ Jan Arends had geen koning in zijn tuin, hij was een koning zijn eigen hoofd. Maar helaas ook een koning die zichzelf niet kon laten kronen. Op 21 januari 1974, vlak voordat zijn bundel Lunchepauzegedichten zou verschijnen – waarin ook het gedicht over ‘IK’ is opgenomen – sprong Jan Arends van de vijfde verdieping uit het raam van zijn woning, aan het Roelof Hartplein in Amsterdam. De gedichten van Arends zijn nog intiemer dan zijn verhalen, zoals dit gedicht over zijn eigen schrijverschap, iets dat hem vooral pijn deed. Want hoe ‘gek’ kun je zijn, als je een succesvol schrijver bent? Hoe kon Arends zich schuil houden in zijn eigen wereld, nadat hij die in zijn boeken zelf had onthuld?

jan-arends

Lees ook

Ronald van Raak schreef eerder over Het Bureau van J.J Voskuil, ‘De kruisweg’ van Albert Servaes, De Revisor van Nikolaj Gogol, ‘De visioenen’ van Hildegard von Bingen, Totaal witte kamer van Gerrit Kouwenaar, Lof der Zotheid van Erasmus, De Driestuiveropera van Bertolt Brecht, De idioot van Dostojevski en De Belijdenissen van Augustinus.