Voor mijn eerste mondelinge tentamen aan de universiteit kreeg ik een zes. Eigenlijk was het een zes min, maar omdat ik zo teleurgesteld had gekeken was “vooruit dan maar” de min verdwenen. Het resultaat was niet het gevolg van een magere voorbereiding. Uitermate goed ingelezen had ik die dag namelijk aangeklopt op de deur van de professor. De man zat al klaar in zijn zetel voor de boekenkast. Met een haast achteloos gebaar maakte hij duidelijk dat ik tegenover hem mocht gaan zitten. Op een wankel houten stoeltje dat bij iedere nerveuze beweging bestraffend kraakte. “Ik ga ervan uit dat u gestudeerd heeft?” klonk het haast dreigend uit zijn mond.
Ik knikte. Uiteraard. “Goed dan gaan we beginnen. Wat is uw stelling?” Ik rechtte mijn schouders en schraapte mijn keel. “Ik beweer dat we van de geschiedenis kunnen leren.” Even bleef het stil. En toen verscheen er een meelijwekkende lach op zijn gezicht. “Werkelijk? Nou dan zijn we snel klaar mevrouw. Dat is volstrekte onzin.”
Van geschiedenis kunnen we niet leren
Het is de overtuiging die de meeste medewerkers van de afdeling Geschiedenis van de Utrechtse universiteit is toegedaan. En ik vermoed dat zij geen uitzonderingen zijn. Alles gebeurt in een bepaalde context. Iedere nuance verdwijnt wanneer we iets uit het verleden projecteren op het heden. De historie herhaalt zich niet en we kunnen er ook niets van leren. Punt. Uit.
In het openbaar college over de filosofie van tijd dat Victor Gijsbers afgelopen woensdag gaf, werd beweerd dat er helemaal geen verleden, heden en toekomst is. Wij mensen hebben de neiging om intuïtief over tijd na te denken en er dus een sticker op te plakken, maar sec bezien bestaat een dergelijk onderscheid niet.
Heeft geschiedenis nut?
Als inmiddels afgestudeerd historica, ben ik dus onderzoeker van een tijd die niet bestaat. Laat staan dat we er iets van kunnen leren in het heden. Het roept de vraag op of geschiedenis nut heeft. Wat is de functie van musea, historische televisieprogramma’s, een canon en – wie weet komt het er ooit nog – een nationaal historisch museum?
Het is precies de vraag die oud-collega Maarten van Rossem in 2003 stelde. In zijn boek Heeft geschiedenis nut? beschrijft hij het vakgebied als een hobby. Hoewel er wel degelijk patronen in het verleden te zien zijn, moeten wij niet de illusie hebben dat ze een voorspellende waarde hebben, aldus Van Rossem.
Opmerkelijk is dat mensen buiten de academische wereld meestal compleet anders denken. Twee jaar geleden sprak ik met de NOS en het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Of ik samen met een bevriende cameraman een serie wilde maken rondom dodenherdenking. De films zouden de komende jaren gebruikt worden op alle middelbare scholen. We maakten vier portretten van overlevenden van Nederlandse concentratiekampen.
Na de première kwam een meisje van een jaar of zestien naar me toe. Ze zag er ontdaan uit. “Ik wist niet dat het zo erg was. Het lijkt me heel belangrijk dat we dit niet vergeten. Anders zou zoiets zomaar weer kunnen gebeuren.” Met een tevreden gevoel ging ik die avond naar huis. Had ik met mijn hobbyisme toch iets bereikt.
Dit is deel 5 van een zesdelige serie waarin Mijke Pol het wetenschapsfilosofisch studium generale (openbaar toegankelijk) van de Universiteit Utrecht over ‘tijd’ behandelt. Meer informatie over het programma vind je hier.