“Degene die geen fictie kan creëren, is de lul.” Het is een zinnetje dat een tijdje geleden in me opkwam. Er komen aan de lopende band zinnetjes in me op, maar deze vond ik niet alleen kernachtig klinken, maar ook, op het eerste gezicht, van een verrassend hoog waarheidsgehalte. Fictie bedrijven is immers dé manier geworden om grof geld te verdienen, bedacht ik me. (Remember de aanloop naar de kredietcrisis.) En aangezien geld in toenemende mate zélf fictie is, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat je fictie met fictie ‘vangt’. Ik ben geen wetenschapper, dus een empirisch onderzoek van jaren zit er niet in. Maar als je alleen al kijkt hoeveel topeconomen bij een kredietcrisis naar radio- en tv-studio’s snellen om de fictie van de financiële controle in stand te houden, als je nagaat hoe gereputeerde organisatiebureaus als McKinsey duistere formules verzinnen om bedrijven de illusie van rationele en efficiënte reorganisaties te geven en als je turft hoe talkshows steeds vaker TV-fragmenten en -persoonlijkheden als onderwerp van discussie hebben in plaats van reële kwesties (de digitale nababbel op onder meer Twitter en Hyves nog niet eens meegerekend), dan durf ik wel te stellen dat onze cultuur bezig is verder en verder ‘te fictionaliseren’. De werkelijkheid? Bah! Dat is een gore spelbreker!
Wilders en de macht van fictie
Wanneer ik PvdA-senator Marleen Barth weer eens ingewikkeld over onderwijs hoor praten, denk ik: wanneer heb jij voor het laatst voor de klas iets helder uitgelegd? Wanneer ik Maurice de Hond voor de zoveelste keer een ‘opvallende trend’ in de kiezersmarkt hoor benoemen, denk ik: wanneer heb jij voor het laatst een kiezer doorgezaagd bij een appelpunt? En wanneer ik predikante Jacobine Geel hoor klagen over de “verwilderende omgangsvormen”, denk ik: wat weet jij daar in je keurige woonwijk nou van af? Nu is het nog tot daar aan toe dat mensen op intensieve wijze fictie bedrijven (al mogen ze er een wat minder serieus gezicht bij opzetten). In zekere zin is elke branche immers een georganiseerde vorm van fictie, die zich vertaald in een eigen blik op de werkelijkheid en een voor de buitenwereld onnavolgbaar jargon. Maar wat je steeds meer ziet is dat de fictie zich ‘organiseert’, en dat het op talloze terreinen de norm wordt. Wie het slimste fictie bedrijft, wint. Waarom denk je dat de ‘communicatiebranche’ de afgelopen decennia zo gegroeid is? Niet om ons, gewone stervelingen, te vertellen hoe het daadwerkelijk in bedrijven, instellingen, ziekenhuizen en legers toegaat.
Dat Geert Wilders inmiddels de politieke arena beheerst, zelfs tot in de binnenlanden van Indonesië waar imams over hem klagen als het Absolute Kwaad, laat eens te meer zien hoe diep de macht van fictie zelfs in de jungle is gepenetreerd. En wat te denken van Mark Zuckerberg: even een platformpje bouwen waarop de ganse wereldbevolking zijn gefictionaliseerde zelf presenteert en de miljarden vliegen in je bek! Of ECB-president Jean-Claude Trichet, die na een ongetwijfeld indrukwekkende opleiding en staat van dienst precies op het juiste moment, namelijk gisteren, zijn kracht als fictieschrijver tevoorschijn haalt en beweert dat de valuta in mijn zak een zen-boeddhistische dimensie heeft. “De euro heeft een groot aandeel in het herbalanceren van de wereldeconomie.” Ministeries. Congrescentra. Vergaderzalen. Marathonvergaderingen. Het zijn de moderne kathedralen van de fictie, en ik zorg altijd dat ik weg blijf bij deze kerkdiensten van het luchtledige – tenzij ik als verslaggever ben uitgezonden om er de draak mee steken.
Zoals Woody Allen al zei…
Nu heb ik niks tegen fictie bedrijven an sich. Het is – meer nog dan seks wellicht? – de smeerolie van het leven en wie weet voeren we minder oorlog zolang we driftig aan het fictionaliseren zijn. Bovendien bedrijf ik het zelf, zoals de meeste journalisten en tekstschrijvers, in hoge mate. Het moderne journalistieke geweten, Rob Wijnberg, beweerde in zijn veelgeprezen boek Nietzsche en Kant lezen de krant zelfs dat kranten fictie moeten blijven bedrijven, want als ze, zelf kwellend, alleen de (super)genuanceerde werkelijkheid brengen – zeg maar de ‘lijn’ Luyendijk – zijn politici niet bang meer en is het met de journalistiek als tegenmacht gedaan.
Pijnlijk wordt het echter als je oog in oog staat met de mensen die uiteindelijk, onderaan de maatschappelijke ladder, tegen een hongerloontje het ‘echte werk’ uitvoeren en het met de gewone – niet gefictionaliseerde – realiteit moeten doen. Zoals de vmbo-lerares die ik onlangs sprak, en die tijdens de ‘niet verplichte vakken’ Nederlands en rekenen met leerlingen moet onderhandelen of ze even, alsjeblieft, willen ophouden met hun potje klaverjassen. Of de lijkwitte politieagent, die zijn werk weer “voorzichtig heeft opgepakt” nadat hij een collega voor zijn neus doodgeschoten heeft zien worden. Of de mismoedige bejaardenverzorgster die van hogerhand geen tijd meer krijgt voor een praatje pot met haar patiënten. Zij zijn de lul. Niet dat arme drommels vanwege hun arme drommelschap onmiddellijk tot een hogere morele categorie behoren, maar het besef dat deze mensen – de mensen waar het in essentie om draait! – in hun kansen en beloning consequent gekleineerd, en in zekere zin ‘vermoord’, worden door de fictie van al die bestuur- en managementlagen die hen als vervangbare ‘uitvoerders’ behandeld, is onverteerbaar. Zou er soms een relatie zijn tussen de ambachtsloze dienstenmaatschappij waar we naartoe groeien, het historisch lage respect voor leraren en het jarenlang moeiteloos voortbestaan van hbo-fabrieken die gefictionaliseerde diploma’s rond strooien?
Enfin. Wil je dus een leuk, makkelijk en zorgeloos leven? Bedrijf fictie! En ben je zo ‘dom’ om werkelijk iets concreets of zinvols tot stand te willen brengen of mensen te willen helpen, dan moet je op de koop toe nemen dat niemand naar je luistert en je met een minimale vergoeding naar huis wordt gestuurd. Want zoals Woody Allen al zei: “De werkelijkheid? Dat is slecht gemaakte televisie.”
Hans van Willigenburg durft zichzelf deskundig te noemen op het terrein van fictie; hij is schrijver en dichter en studeerde af in een discipline die zijns inziens als ‘fictie in het kwadraat’ mag worden beschouwd, de literatuurwetenschap