Laat ik het maar eerlijk toegeven: iedere keer als ik die Europese vlag zie wapperen – dat malle blauwe badlaken met die twaalf gele badeendjes – bekruipt me een onbestemd gevoel van licht ongemak. Het is niet mijn vlag, en het ding zegt me niets over wat Europa is of zou moeten zijn, behalve wellicht dat je er met enige fantasie een grote cirkelvormige vergadertafel in kan zien waaraan anonieme benoemden beleid bekokstoven dat vervolgens over het hele continent wordt uitgerold. Meer dan een symbool van eenheid is de vlag voor mij een symbool van Big Government zoals we dat in Nederland van oudsher niet kennen, en niet wensen.
Ja, er is veel te mekkeren over Europa. Deze Europese Unie is misschien wel niemands Unie en zeker niet de mijne. Toch voel ik me elke keer ook weer een beetje vies als ik alwéér, nogmaals, en ten overvloede benadruk dat het ook wat mij betreft allemaal echt niet deugt wat er in Brussel gebeurt. Vies, omdat afgeven op ‘Brussel’ een soort rituele dans is geworden waaraan je wel moet meedoen om überhaupt gehoord te worden: iedereen doet het, ongeacht het standpunt over Europa.
We dansen collectief naar de populistische pijpen van Geert Wilders, op het elitaire ritme van Thierry Baudet. Het leidt nu al tot kolderieke taferelen – zo betuigt onze premier linksom steun aan Europa’s grootste federalist, terwijl hij rechtsom zijn kiezers toeroept dat het allemaal best wat minder kan met dat Brusselse gedoe. Electoraal gelegenheidsnationalisme met straks – ik voorspel het maar alvast – voor sommige kiezers een bittere paneuropese nasmaak.
Het Europadebat is verworden tot een farce. Natuurlijk moet het allemaal anders in Brussel, en dat moet het al jaren. Net als het al jaren – wat mij betreft – allemaal heel anders moet in Den Haag. Duurzamer, bijvoorbeeld. En eerlijker. Maar de continue drang om de Europadiscussie te reduceren tot een schijnbaar heldere tegenstelling tussen ‘pro’ en ‘contra’ of, zo u wilt, ‘goed’ en ‘fout’, dient vooral de kijk- en klikcijfers: leuk voor de opwinding, maar inhoudelijk compleet irrelevant. Met de naderende Europese verkiezingen heeft het in ieder geval weinig te maken.
Ik bedoel: je zou het haast vergeten, maar de verkiezingen van 22 mei gaan helegaar niet over méér of minder Europa, doch over hoe we de (benoemde) Brusselse technocraten democratisch gaan aan- danwel bijsturen, en over de richting waarin Europa zich de komende jaren zal ontwikkelen. Voor méér of minder Europa moet u uiteindelijk vooral in Den Haag zijn.
Voor linkse kiezers komt daar nog wat bij. Het Europese ‘machtsveld’ is inmiddels een harde realiteit. Het is ontgonnen, in ontwikkeling gebracht, en van allerlei infrastructuur voorzien. Dat moeten we zien als een vrijwel onomkeerbaar proces, vooral ook omdat markt en multinationals zich allang aan deze realiteit hebben aangepast. Als je echte politieke invloed wil uitoefenen op de markt, en als je multinationals wil dwingen tot sociaal verantwoord en duurzaam ondernemen, dan is ‘Brussel’ de aangewezen plaats – zeker voor Nederlanders.
Met andere woorden: als de overheid je niet klein genoeg kan zijn, dan is Brussel wellicht net zo onbelangrijk als Den Haag, maar als je vindt dat de samenleving de markt moet vormen in plaats van andersom, dan kan dat echt niet zonder Europa: een linkse euroscepticus is niet links, of geen euroscepticus. Ziedaar de spagaat van de SP.
Er is niet voor niets een enorm lobbycircus in Brussel: de Unie vermag dingen, en het parlement ook. De vraag die in mei voorligt is wat voor parlement we willen, en wat dat gaat doen met de bevoegdheden die het heeft. Wat mij betreft krijgen we een europarlement dat de commissie het vuur aan de schenen legt op het terrein van duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid, vrijheid, en privacy.
Een activistisch, linksig parlement is het beste dat Europa zou kunnen overkomen, zeker als het ten volle bereid zou zijn het Europese machtsveld te gebruiken om de macht van de multinationals aan banden te leggen.
Want laten we wel wezen: Europa heeft geen vlag nodig, en al helemaal geen volkslied. Dat zijn compleet nutteloze symbolen, bedacht door een overmatig pompeuze politieke elite zonder oog voor wat werkelijk telt: krachtige democratie, die de belangen van ons allemaal behartigt, en een eerlijk en duurzaam sociaaleconomisch speelveld creëert.