‘Sexy mag, maar liever niet naakt’ stond er maandag op de voorpagina van Het Parool. De ondertitel wees de schuldigen aan: ‘Invloed van religie en sociale media’. De hele week staat de Amsterdamse krant in het teken van bloot. Om het thema kracht bij te zetten werd een enquête gehouden onder 457 Amsterdammers. De strekking: Amsterdam wordt preutser. Vroeger was Amsterdam vrijgevochten, nu is de stad vertrut – zo is de gedachtegang. Dat idee verkoopt krantjes, maar is het ook waar?
De belangrijkste uitkomst van het onderzoek is dat veertig procent van de Amsterdammers hun stadsgenoten preutser vindt geworden. Dat roept direct vragen op: vindt zestig procent van de Amsterdammers dat dan niet? Op basis waarvan komen deze Amsterdammers tot dit oordeel? Wat verstaan zij eigenlijk onder preuts? Hoe verschilt dit tussen bepaalde groepen? En misschien nog wel het meest interessant: hoe preuts zijn ze zelf?
Een gewone Amsterdammer vragen hoe preuts hij zijn stadsgenoten vindt is aardig, maar we kunnen er niets mee. Hoe moet die gewone Amsterdammer daar iets zinnigs over zeggen? Hoe weet een willekeurig iemand iets over de seksuele beleving van anderen? Tenzij je een expert interviewt, wil je dat je respondenten praten over wat zij weten of ervaren hebben. De survey had dus moeten vragen naar de eigen kuisheid. Om een uitspraak te doen over preutsheid van Amsterdammers door de jaren heen is bovendien vergelijking nodig met onderzoek van vroeger waarin dezelfde dingen zijn gemeten. Dat is niet het geval.
De respondenten mochten niet alleen speculeren over anderen, ze mochten ook nog de oorzaken aanwijzen. Zij kwamen met religie (moslims zouden preutser zijn) en sociale media (mensen zouden bang zijn hun blote borsten op Facebook terug te zien). De twee betrokken journalisten zijn kritisch over Islam als verklaring. Ze laten Rachel Spronk (directeur van het Amsterdam Research Center for Gender & Sexuality) aan het woord die juist wijst op de toegenomen populariteit van de evangelische beweging. De auteurs schrijven bovendien op dat moslima’s vaker naakte vrouwen zien dan hun christelijke of ongelovige tegenhangers en beargumenteren dat een hoofddoek niet preuts maakt.
De auteurs leunen wel naar sociale media als verklaring. “Willen we in een exhibitionistische samenleving van een overdaad aan selfies en persoonlijke informatie op de sociale media iets voor onszelf houden?” is een van de speculatieve vragen die zij stellen. Hun redenatie is dat we door toegenomen online surveillance onze offline billen bedekken. Dat is opmerkelijk, omdat veel andere mensen claimen dat sociale media juist suggestieve seks laten zien: duckfaces, jongens met ontblote bovenlijven en meisjes met diepe decolletés.
Seks en bloot zijn verschillende dingen die verschillende reacties oproepen, ook al zijn ze met elkaar verweven. Vrijgevochten en verlegen zijn geen tegenstelling, net als dat vrijgevochten niet het tegenovergestelde is van preuts. Worden we preutser? Ik weet het niet, want ik weet niet wie die ‘wie’ zijn. We weten in ieder geval niet of Amsterdammers verpreutsen. Wat kunnen we wel zeggen? We weten dat jongeren van nu minder los over seks denken dan jongeren uit de jaren ’90. We weten dat bepaalde religies groeien en dat zij ageren tegen bloot in de publieke ruimte. We weten dat bepaalde feministen die strijd ook voeren. We weten dat hun afkeer wordt gedeeld door een brede coalitie van politici en opiniemakers die sinds de eeuwwisseling klagen over wat zij seksualisering noemen.
Het uiten van ongerustheid over seks (te veel of te weinig) is nog steeds praten over seks. Verpreutsing sells. Het is daarbij in het belang van media om in het midden te laten of we nu seksualiseren of juist verpreutsen. Waarheidsvinding is op dit thema voor media simpelweg niet interessant. Het onderzoekje van Het Parool is natuurlijk niet bedoeld om inzichten op te leveren, maar als aardige illustratie bij het catchy stuk dat de krant wilde hebben: inspelen op een vaag gevoel in de samenleving, zonder daadwerkelijk iets te zeggen. Het biedt ook een mooie kapstok voor vervolgstukjes. Sinds maandag namen al twee Parool-columnisten het onderzoek voor waar aan (Jeroen Wollaars en Theodor Holman). Je mag hopen dat de lezers van de krant meer bij de pinken zijn dan zij.
Stukken uit het Parool zijn niet vrij online verkrijgbaar. Blendle-linkjes: voorpagina-artikel, langer artikel. De enquête werd afgenomen door O+S. Er is geen onderzoeksrapport publiekelijk beschikbaar.