Normaal gesproken stellen de provinciale verkiezingen niet veel voor. Het zijn, in het politicologisch jargon, tweederangs verkiezingen. Omdat er weinig op het spel staat stemmen de meeste kiezers, als ze al stemmen, op de partij waar ze de meeste sympathie voor hebben, los van de vraag of die partij iets in de melk te brokkelen heeft. Dat is meestal gunstig voor kleine partijtjes, zoals de ChristenUnie, GroenLinks, de Partij voor de Dieren en 50PLUS. Dat kleine grut kan zo maar 20 procent van de stemmen halen.
De grotere partijen beweren dat er wel degelijk iets op het spel staat omdat de Eerste Kamer vanuit de Provinciale Staten wordt gekozen. De kiezers lijken daar weinig van onder de indruk.
We hebben twee middenpartijen, CDA en D66, die het allebei heel goed doen in de peilingen en twee regeringspartijen, de PvdA en de VVD, die omdat ze samen een kabinet vormen een beleid voeren dat sprekend lijkt op het beleid dat CDA en D66 voorstaan. Het beleid van een regering met CDA en D66 zou nauwelijks afwijken van het huidige beleid, ook al zeggen CDA en D66 dat ze het beter zouden doen en dat ze de burgers meer lastenverlichting zouden geven. Dat betekent dat met CDA en D66 erbij er dus nog meer zou worden bezuinigd op de overheidsuitgaven.
Omdat het huidige beleid van Rutte II iets meer rechts dan links is, staat de VVD er beter voor dan de PvdA, ondanks het feit dat de VVD achtervolgd wordt door corruptieschandalen en vlak voor de verkiezingen ook nog Opstelten en Teeven is kwijtgeraakt. De VVD blijft in de laatste weken stijgen en zou zomaar weer de grootste partij kunnen worden.
Omgekeerd levert de PvdA populaire bestuurders waar iedereen blij mee lijkt te zijn (Dijsselbloem, Asscher, Aboutaleb, Van der Laan en in Groningen Max van den Berg) maar niemand stemt meer op die partij. Toch voorspel ik dat de PvdA nog wel 10 procent van de stemmen gaat halen. Er zijn dus vier middenpartijen die elk tussen de 10 en 15 procent van de stemmen halen. De VVD doet zijn best om een rechtse indruk te maken en de PvdA loenst naar links. De VVD, PvdA, D66 en CDA kunnen veel kiezers aan elkaar verliezen, zonder dat er iets verandert
Buiten deze vier middenpartijen hebben we een radicaal rechtse partij, de PVV, en een radicaal linkse partij, de SP. Die zijn allebei tegen de Euro en tegen Brussel, maar omdat ze niet samen willen werken, wordt dat nooit wat. Elk van die partijen is goed voor zo’n 15 procent van de stemmen.
Zo is het Nederlandse politieke landschap verkaveld. Electorale verschuivingen lijken heel groot maar leiden niet tot iets vernieuwends omdat de radicale partijen nooit aan de macht komen en de middenpartijen tot elkaar veroordeeld zijn. Dat is al meer dan vijftig jaar zo.
Vier op de tien Nederlandse economen steunt D66, dertig jaar geleden steunden de meeste economen het beleid van de PvdA. Het midden is wat naar rechts opgeschoven, zoveel is duidelijk. Dat blijkt ook uit de electorale aanhang van de linkse partijen. SP, PvdA en GroenLinks hebben samen niet meer dan 30 procent van de kiezers achter zich.
Maar in 1977, het jaar waarin de PvdA alleen bijna 34 procent van de stemmen haalde, haalden de linkse partijen samen ook niet meer dan 37 procent, dus zo spectaculair is die afkalving van links nu ook weer niet. En CDA en D66 samen haalden in 1977 ook 37 procent van de stemmen; dat halen ze nu waarschijnlijk weer.
Onder studenten heeft D66 GroenLinks allang verdrongen als meest populaire partij. Toch is de SP onder studenten ook populair. Studenten blijven linkser, ook al is de VVD onder studenten nu veel populairder dan in 1977.
Een ding staat vast: over 10 jaar hebben we minder provincies en meer bejaarden. En we betalen in euro’s.