Decennialang claimden babyboomers het alleenrecht op jongerenprotest. Omdat hun generatie zo betrokken en geëngageerd was op jonge leeftijd, werd dit de standaard voor alle leeftijdscohorten die erna kwamen. Zo moest na de Maagdenhuisbezetting in 1969 – de culminatie van babyboomprotest in Nederland – iedere generatie studenten eveneens het bestuurlijk centrum van de UvA bezetten. Hoezeer de nieuwe jeugd pogingen deed ook rebels en politiek te zijn, geen enkele groep kon ooit tippen aan de babyboomers. Zelfgenoegzaam en arrogant lieten zij geen gelegenheid onbenut om duidelijk te maken hoe teleurgesteld ze waren in de betrokkenheid van generatie X, Y en al die andere labels. Dit jaar veranderde dat. 2011 was het jaar dat het babyboomers-monopolie op jeugdig protest werd doorbroken.
De Arabische Lente, de rellen in Engeland en de Occupy-beweging vormden tezamen een mondiaal protest met twee cruciale, gedeelde kenmerken: ze werden gedreven door de jeugd en ze getuigden van een anti-autoritaire felheid die we niet meer gezien hebben sinds de jaren ‘70.
Populaire cultuur
Time riep vanwege “a global sense of restless promise” de demonstrant uit tot Persoon van het Jaar. Het tijdschrift schrijft:
But for young people, radical critiques and protests against the system were mostly confined to pop-culture fantasy: ‘Fight the Power’ was a song on a platinum-selling album, Rage Against the Machine was a platinum-selling band, and the beloved brave rebels fighting the all-encompassing global oppressors were just a bunch of characters in The Matrix.
Hierin zien we wat van de laatdunkende houding van babyboomers terug: protestmuziek van na pakweg Bob Dylan is gewoon commercieel en vrijheidsstrijd is een sprookje uit Star Wars. Volgens Time, zelf babyboomerspreekbuis, drijven zulke vormen van populaire cultuur weliswaar op het idee van verzet, maar dat verzet is slechts een identiteit die je kunt kopen in de marktplaats. Het is niet het ‘authentieke’ verzet dat zij pleegden toen zij jong waren.
Breuk
Nu kun je allerlei vraagtekens plaatsen bij de juistheid van authentiek babyboomerverzet. Het protest ging slechts om een klein deel van de jongerenpopulatie (voornamelijk het hogeropgeleide deel) en ook onder de Maagdenhuisbezetters zaten studenten die het gewoon lollig en/of gezellig vonden. Daarnaast kun je de notie van 2011 als jongerenprotest nuanceren. In Egypte is 60 procent van de bevolking onder de 25 jaar en daarmee zijn zij geen gemarginaliseerde groep, maar de meerderheid. ‘Occupy’ kent vele deelnemers van boven de veertig. De rellen in Engeland mogen volgens bepaalde commentatoren geen protest heten.
De nuance ten spijt: de breuk is evident. De geëngageerde demonstranten van toen zijn de machthebbers van nu. Zij hebben er een bestuurlijk, financieel en klimatologisch potje van gemaakt, terwijl ze de verantwoordelijkheid daarvoor ontwijken. De jeugd – gesteund door de dertigers en veertigers die opgroeiden in de schaduw van de babyboomers – komt daartegen nu in opstand op een volwaardige manier.
Slachtoffers
Het jongerenprotest van 2011 is naast het doorbreken van het babyboomersmonopolie om nog een reden een verademing. Van de babyboomers hebben we het generatie-denken geërfd: ieder leeftijdscohort wilde zichzelf kenschetsen, al dan niet onder druk van marketeers. Dit heeft geleid tot een stroom aan treurige generatieportretten zoals ‘door informatieovervloed apathisch geworden digital natives’ of ‘verwende nihilisten met keuzestress’. Deze aanduidingen zijn koren op de molen van de babyboomers die hierin de superioriteit van hun eigen generatie bevestigd zagen. De 2011-protesten laten een engagement zien waar niemand zich voor hoeft te schamen. Geen cynische postpunk om maar rebels te zijn, maar verse idealen en een ruimte voor creativiteit waar de jeugd uit de jaren ’60 jaloers op zou zijn.
Laten we daarom, aan het eind van het jaar dat de babyboomer van zijn gouden protesttroon stootte, meteen dat hele generatie-denken in de prullenbak gooien. De slachtoffers van de groeiende jeugdwerkloosheid zijn immers niet de kosmopolitische, erudiete NRC-Next’ers, maar de schoolverlaters en mbo’ers. In 2012 hoop ik daarom op een eind aan kekke aanduidingen om verschillen tussen generaties te belichten, maar op meer aandacht voor verschillen binnen generaties.
Dit artikel staat ook op VK.nl.