VK/DeJaap eindejaarscolumns: ‘In 2011 zijn juridische zekerheden op het spel gezet’

30-12-2011 19:00

In 2011 lijkt het internationaal strafrecht te zijn herschreven. Fenomenen als ‘de Arabische lente’ (Tunesië, Egypte, Jemen), ‘regime changes’ (Libië) en ‘buitengerechtelijke executies'(Bin Laden, Al-Awlaki en Muammar Kaddafi) kregen legitimatie van de zijde van de internationale gemeenschap. Dit is iets wat niet eerder in zo’n korte tijd zo pregnant is voorgekomen in het contemporaine internationale strafrecht. Is er sprake van een nieuwe wereldorde met nieuwe internationaalstrafrechtelijke spelregels?

Dode letter
Misschien wel, als men beziet wat er zich dit jaar juridisch in feite heeft afgespeeld. Want alhoewel de internationale gemeenschap verheugd was door de veranderingen op het politieke toneel, zijn de juridische implicaties een stuk minder gunstig te noemen. Een aantal fundamentele principes van het internationaal strafrecht lijken een dode letter te zijn geworden. Een paar voorbeelden.

Ten eerste: het oneigenlijk gebruik van de macht van het Internationaal Strafhof voor een politiek doel, terwijl dit een onafhankelijk instituut behoort te zijn volgens het principe van de trias politica. Eind februari zagen we dat de macht van het Strafhof door de VN Veiligheidsraad werd ingeroepen om een voor het Westen onwelgevallig regime uit het zadel te stoten; dat van Kaddafi. Dit werd bereikt door middel van een Veiligheidsraadresolutie (1970) tegen het bewind van Kaddafi, in welke resolutie economische en politieke sancties werden afgekondigd. Maar ook werd hierin het Strafhof gevraagd om onderzoek te doen naar mogelijke misdrijven in Libië. Met andere woorden, de rechtsmacht van het Strafhof werd onderdeel gemaakt van een pakket van politieke maatregelen.

In juni werd de familie Kaddafi voorwerp van een arrestatiebevel van het Strafhof, dit terwijl het Strafhof eigenlijk pas eind oktober zelf onderzoek in Libië kon gaan doen. Hoe het Strafhof in juni al voldoende bewijs zei te hebben voor het uitvaardigen van de arrestatiebevelen, bleef in het ongewisse. En, tegen de resolutie in, zag ditzelfde Strafhof in december plots af van een rechtszaak in Den Haag tegen Saïf Al-Islam Kaddafi. De Nationale Overgangsraad van Libië wenste hem zelf te berechten.

Dat Al-Islam in Libië nooit een eerlijk proces zou krijgen leek niemand te storen. Net zo min als het feit dat onder de verantwoordelijkheid van dezelfde rebellenraad Muammar Kaddafi werd gedood. Dit gebeurde in strijd met de regels van het oorlogsrecht. Om nog maar niet te spreken van de mogelijke misdrijven die zijn gepleegd door strijders van de Nationale Overgangsraad en door de NAVO. Het is onwaarschijnlijk dat deze personen en instanties ooit voor de rechter zullen worden gedaagd.

‘Oorlogssituatie’
Ten tweede: de Verenigde Staten, die zelf in ten aanzien van Libië meewerkten aan het inroepen van de macht van het Strafhof, zagen geen reden om op 2 mei 2011 Osama Bin Laden volgens diezelfde regels van het internationaal strafrecht rechtmatig te doen arresteren en berechten. In plaats hiervan werd hij – onder het mom van een ‘oorlogssituatie’ – buitengerechtelijk gedood.

Hetzelfde gold ook voor de zogenaamde ‘terreurpredikant’ Anwar Al-Awlaki, nota bene een Amerikaans staatsburger, die op 30 september door een Amerikaanse Predator drone in Jemen werd geëxecuteerd. Niet alleen werden deze personen zonder vorm van proces, en dus buitengerechtelijk, gedood, maar dit gebeurde ook nog eens door middel van schendingen van het territorium van soevereine staten, te weten Pakistan en Jemen.

Dubieuze dimensie
Ten derde: het internationaalrechtelijk legitiem gebruiken van geweld door de internationale gemeenschap kreeg een dubieuze dimensie in Libië. Een Veiligheidsraadresolutie die alleen bedoeld was om mensenrechten te beschermen, bleek uiteindelijk oneigenlijk te worden gebruikt om een regime omver te werpen. En om met dit doel bombardementen uit te voeren die veel verder gingen dan het beschermen van burgers, maar regelrechte militaire steun impliceerde aan een grondoorlog. Het internationaalrechtelijk systeem van collectieve zelfverdediging werd zo een lege huls.

De juridische prijs
Het jaar 2011 gaat zonder meer de historie in als een jaar waarin bepaalde juridische zekerheden, die we dachten te hebben binnen het internationaal strafrecht, op het spel werden gezet. Dat mag vanuit de optiek van de internationale politiek worden toegejuicht als het gaat om de politieke resultaten (Bin Laden en Kaddafi dood; Libië onder controle van het Westen). Echter, wat weinigen zich realiseren is dat de juridische prijs hoog is; een prijs die ook u en ik vroeg of laat, als we zelf lijdend voorwerp van het systeem worden, zullen betalen.

Geert-Jan Knoops is hoogleraar Internationaal Strafrecht aan de Universiteit Utrecht. Hij is tevens internationaal strafrechtsadvocaat verbonden aan Knoops & Partners Advocaten te Amsterdam. Deze column verscheen ook op VK.