De nieuwste loot aan de menselijke stamboom, Homo naledi, gooit straks alle traditionele opvattingen over onze evolutie omver. Dat is geen verrassing. Die opvattingen zijn veel te saai en te braaf. We hebben geen nette geschiedenis, we zijn ontstaan uit chaos.
Homo naledi heeft alles in zich om de discussie over de menselijke evolutie volledig overhoop te gooien. Ten eerste omdat er vijftien deelskeletten zijn gevonden. Dat is uniek, dat maakt het mogelijk om statistiek te bedrijven. Bij eerdere vondsten van Homo-soorten ging het meestal om een tand, een dijbeen, een stukje schedeldak. Genoeg om een nieuw etiket te plakken, maar daardoor was het heel lastig om iets te zeggen over gemiddelden, of bijvoorbeeld over seksuele dimorfie (het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes). Met deze vondst kunnen we een zeer volledig beeld opbouwen van de fysieke bouw van, en variantie binnen deze soort. We staan ineens op stevige grond. Harde conclusies zijn onvermijdelijk.
De eerste bevindingen zijn al spectaculair. Naledi is waarschijnlijk zéér oud. Dateren wordt nog een dingetje, maar zo op het eerste gezicht gaat het om honderdduizenden, wellicht twee miljoen jaar. Dat gegeven sluit aan bij het feit dat hij een zeer bescheiden herseninhoud had, pakweg de helft van die van de mens, weinig meer dan die van een chimpansee. Maar tegelijkertijd heeft hij handen en voeten (die zijn bewaard gebleven – normaliter is dat soort klein spul verloren gegaan) die opvallend veel lijken op die van Homo sapiens. Een oeroude voorouder met zeer moderne voeten en handen.
Daarmee zet deze vondst grote vraagtekens bij een invloedrijke redenering over de evolutie van de mens.
In een poging om een logisch verhaal te vertellen, om enige lange-termijn ontwikkeling te ‘zien’ in de vele vondsten, gaan paleo-antropologen er graag van uit dat de groei van de hersenomvang het gevolg was van het leven op de grond. De redenering luidt als volgt: toen de bomen verdwenen, en de mens op twee benen moest leren lopen, kwamen zijn voorpoten/handen vrij om voorwerpen te manipuleren, en bijvoorbeeld gereedschappen te ontwikkelen. Waardoor een groter beroep werd gedaan op zijn cognitieve vermogens – en daarom begonnen ‘onze’ hersenen groter te worden. De vondst van Naledi gooit dit schema omver. Al héél vroeg in de evolutie waren er blijkbaar soorten die op de grond leefden (zo bewijzen zijn ledematen), zónder dat dit had geleid tot een grotere hersenomvang.
Er is namelijk een tweede redenering die dat abnormaal grote brein van ons moet verklaren: een sociale verklaring. Het leven daar op de grond was gevaarlijk, veel gevaarlijker dan in de bomen, en vereiste daarom een grote mate van saamhorigheid en een goede communicatie. Deze eisen zorgden ervoor dat de groepen groter werden, waardoor interacties complexer werden – en de hersenen dus groter. Ook voor dit verhaal geldt dat het vele honderdduizenden jaren zou hebben gevergd, en dat zo pas redelijk laat ‘Homo sapiens’ is ontstaan (met zijn brein en al zijn hogere hersenfuncties). De eerste mededelingen wijzen erop dat ook deze theorie ten onder kan gaan. Homo naledi is namelijk zéér oud, leefde al op de grond, en begroef zijn doden in grotten. Allemaal kenmerken die duiden op fikse cognitieve gaven. Maar ondertussen had naledi nog steeds een zeer bescheiden ‘aapachtig’ brein.
Homo naledi kan dus uitgroeien tot een enorme lastpost. Een vondst die duidelijk maakt dat we nog maar héél weinig begrijpen van de menselijke evolutie. Of beter, die duidelijk maakt dat onze standaardverhaaltjes, onze pogingen om grote lijnen te verzinnen ‘van aap naar mens’ geen hout snijden. Er zijn straks geen ‘ijzeren redeneringen’ meer die mooie verbanden leggen tussen fysieke kenmerken, gedrag, cognitieve vaardigheden en breinomvang. Alle combinaties zijn mogelijk. De afgelopen decennia hebben verschillende vondsten al tot de nodige vraagtekens geleid. Denk aan de drie miljoen jaar oude Laetoli-voetafdrukken, die opmerkelijk modern zijn – en geen vondst uit die tijd kan de sporen verklaren.
Nu hebben we dus een aap met moderne voeten. Waarschijnlijk schiep de evolutie praktisch elke combinatie van eigenschappen – en wist er een niche voor te vinden. Er is geen ‘menselijke evolutie’. Wat we zien is een wirwar van soorten die in geen enkel glad schema passen; een ondoordringbaar doolhof vol zijwegen, vol splitsingen en doodlopende stukjes. Onbegrijpelijk, doelloos. Totdat ineens die ene uiterst succesvolle combinatie Homo sapiens uit de duisternis opduikt.