Vrijheid columnist is niet onbegrensd

23-10-2013 16:10

Onlangs deed de voltallige redactie van deze website een oproep aan politici om aangifte te doen tegen auteurs die – wanneer het maar uitkomt – vergelijkingen trekken met het nazi-Duitsland bewind en de kopstukken daarvan. Belediging, smaad, smaadschrift, aantasting in eer en goede naam; het ligt juridisch allemaal niet eenvoudig.

In ieder geval staat vast dat het wetboek van Strafrecht niet vereist, dat in geval van (eenvoudige) belediging er altijd eerst aangifte gedaan moet worden. Als het gaat om belediging van het openbaar gezag, een openbaar lichaam of openbare instelling heeft het Openbaar Ministerie een eigen bevoegdheid. Zo beschouwd hoeven Ministers dus zelf niets te doen.

Aangifte is niet meteen strafvervolging

Maar betekent dat dan ook dat zij, of anderen, niets kunnen doen? Nee. Niets staat het doen van aangifte in de weg. Vraag is natuurlijk wel of dat iets oplevert. Er bestaat redelijk veel jurisprudentie waaruit volgt dat de Nederlandse strafrechter korte metten maakt met het leggen van verbanden tussen bijvoorbeeld enerzijds de politiek en de gruwelen van nazi-Duitsland. Probleem is alleen dat niet iedere aangifte zonder meer leidt tot strafvervolging.

Waar moet een rechter over oordelen? De objectieve juistheid of onjuistheid van een uitlating is niet doorslaggevend voor de vraag of sprake is van een strafbare belediging. Wat als beledigend wordt aangemerkt, hangt in belangrijke mate af van de op dat moment in onze maatschappij geldende normen en ook van de omstandigheden waaronder de uitlatingen zijn gedaan. Uitlatingen zijn doorgaans beledigend wanneer zij de strekking hebben een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Gelet op de in onze maatschappij heersende normen kan het uitmaken van anderen – wie dan ook – voor oplichters, fascisten, dieven, nazi’s en verraders, gezien de feitelijke betekenis daarvan, niet anders dan als beledigend worden opgevat, helemaal als dit gepaard gaat met het werpen van een voorwerp, zo overwoog bijvoorbeeld de Rechtbank Den Haag in de kwestie van de ‘xaxinelichtgooier’.

Een ieder die zich door een publicatie aangetast voelt in zijn eer en goede naam kan verder een beroep doen op de civiele rechter. Deze zal moeten afwegen of ingrijpen in de vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd is. Deze vrijheid is weliswaar groot, maar niet onbegrensd. De rechter moet beoordelen of ingrijpen noodzakelijk is in een democratische samenleving. Leidend zijn daarbij de oordelen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Dit Hof hecht onder andere waarde aan de context en het kader waarin de uiting moet worden geplaatst.

Closet Nazi

Zo vond het EHRM bijvoorbeeld de omschrijving “I will say of Jörg Haider, firstly, that he is not a Nazi and, secondly, that he is, however, an idiot” toelaatbaar. Ook de omschrijving van een parlementariër als een “closet Nazi” (“Kellernazi“) kon door de beugel.

In het algemeen geldt dat indien de kritiek niet wordt geuit in het kader van een actueel politiek of maatschappelijk debat, het Hof minder snel bereid is om een ruime bescherming te bieden tegen de overheidsinmenging.

Onnodig grievend

Volgens de Hoge Raad beschikt een columnist over ‘een zekere vrijheid van artistieke expressie’. Professor mr. E.J. Dommering merkt hierbij op dat dit versluierende taalgebruik het dilemma illustreert waarin rechters zich ten aanzien van artistieke uitingen bevinden. Zij mogen geen waardeoordeel vellen over de artistieke kwaliteit, maar zij moeten wel een juridisch waardeoordeel over de artistieke uiting geven.

Centraal bij iedere beoordeling staat of zo’n uiting ‘onnodig grievend’ is. En dat is natuurlijk weer afhankelijk van de context. Louter effectbejag staat het nodeloze karakter aan grievende uitlatingen niet in de weg.

Belangenafweging

De rechter dient altijd een belangenafweging te maken. Aan de ene kant staat vaak een commercieel belang en/of een belang om zich (in het openbaar) kritisch, informerend, opiniërend of waarschuwend te kunnen uitlaten over diverse onderwerpen. Anderzijds is er het belang van dat iemand niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer door publiciteit die de eer en goede naam aantast.

Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt dus af van alle omstandigheden van het geval. Eén van die omstandigheden is erin gelegen in hoeverre de gewraakte publicatie met feitenmateriaal gestaafd kan worden. Ook kan van belang zijn in hoeverre degene over wie wordt gepubliceerd een publiek figuur is en op welk terrein die persoon zelf de publiciteit zoekt of juist terughoudender is. Verder is de aard van de publicatie van belang.

Geen vaste maatstaf

Daarnaast kan het karakter van de publicatie een rol spelen. Zo worden aan een column – waaronder doorgaans wordt verstaan een kort stukje waarin een auteur spits en uitdagend louter zijn eigen mening publiek maakt, veelal over een actueel onderwerp en soms satirisch of badinerend van toon – andere eisen gesteld dan aan de vruchten van onderzoeksjournalistiek. De lezer begrijpt doorgaans dat wat er staat is uitvergroot en met meerdere korrels zout moet worden genomen.

Overigens is de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam van oordeel dat de ene column de andere niet is. Het enkele feit dat iets in de vorm van een column is geschreven, betekent niet dat er een vaste maatstaf is waarop het geschrevene moet worden beoordeeld, alleen al omdat het in de vorm van een column is geschreven. Telkens zullen de bijzonderheden van het geval bepalend zijn.

Grenzen aan de column

Verder zal degene over wie in een gewraakte publicatie wordt geschreven, en die zelf als publiek figuur beroepsmatig ook anderen kritisch benadert, een grotere tolerantie moeten opbrengen dan iemand die niet (of minder) in de publieke belangstelling staat en zich in het openbaar niet kritisch over anderen uitlaat.

Aan een column worden volgens de rechter dus niet dezelfde hoge eisen gesteld als aan onderzoeksjournalistiek. Maar er zijn wel grenzen. Zo is het al snel onrechtmatig om uitlatingen te doen die slechts zijn gedaan met de bedoeling de ander te kwetsen. Het zelfde geldt voor het kiezen van bewoordingen die met het oog op het te dienen belang nodeloos grievend zijn.

Niemand vogelvrij

Oók is het niet toegestaan wanneer columnisten bij het uiten van hun persoonlijke mening kwalificaties bezigen of vergelijkingen treffen waartoe de feiten in redelijkheid geen aanleiding geven, of indien zij zich beroepen op feiten tot ondersteuning van hun mening terwijl die genoemde feiten niet bestaan. Kortom, de vrijheid die een columnist heeft geeft hem geen vrijbrief. De op de korrel genomen persoon is niet vogelvrij, aldus (opnieuw) de Rechtbank Amsterdam.

Politici moeten maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen

Het lijkt mij, samenvattend, evident dat het zonder concrete aanleiding op één lijn plaatsen van derden met bijvoorbeeld nazi-kopstukken onrechtmatig is. En dat geldt dan ook politici die zich met dit steeds vaker om zich heen grijpende fenomeen geconfronteerd zien. Het zou wat dat betreft nuttig zijn als juist deze politici ook in dát opzicht hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen.

Bijvoorbeeld door in voorkomende gevallen consequent de rechter te verzoeken om uitspraken en maatregelen, waaruit klip-en-klaar volgt dat dergelijke vergelijkingen in publicaties niet door de beugel kunnen. Dan ligt de bal precies waar die hoort te liggen; bij de rechter.

Zolang de vrijheid van meningsuiting niet absoluut is, zullen op deze kwesties toeziende vonnissen tot leidraad moeten dienen. Veel meer smaken zijn er niet.

Mr. Mathijs Resink is advocaat bij Kalff Katz & Franssen Advocaten te Amsterdam.