Gisteren schreef Malou van Hintum (overigens terecht) dat feminisme een nietszeggend containerbegrip is geworden. Wanneer er teveel tijd is en te weinig te doen dan zit er maar één ding op om jezelf relevant te maken: alles tot feminisme bombarderen. Toch verwarren zowel voor- als tegenstanders in de discussie twee zaken. Ten eerste: dat keuzevrijheid gelijk staat aan vrijheid, en ten tweede: de aanname dat (materiële) gelijkheid en rechtsgelijkheid naast elkaar kunnen bestaan.
Allereerst de aanname dat een vrouw vrij is zolang er een keuze is. Wanneer een vrouw de keuze heeft om parttime te gaan werken of een hoofddoek te dragen, zitten hier consequenties aan. Fulltime werken zorgt bijvoorbeeld, indien de man des huizes ook fulltime werkt, voor een onaantrekkelijke belastingconstructie en dus minder meerinkomsten uit arbeid. Geen hoofddoek dragen klinkt bevrijdend, maar zorgt wellicht voor scheve gezichten in de naaste omgeving. Dit maakt deze keuzes tot een keuze uit onvrijheid: in deze voorbeelden beknotten zowel de belastingdienst als de culturele achtergrond de vrijheid van de keuze.
Een keuze hebben betekent dus niet altijd dat je vrij bent: een gevangene kan bijvoorbeeld ook kiezen tussen een vegetarische of een niet-vegetarische maaltijd. Maar deze keuze voorgeschoteld krijgen maakt hem niet minder onvrij: de tralies van zijn cel worden er niet dunner door. Vrijheid kenmerkt zich juist door het gebrek aan beknotting door je medemens. Of zoals de liberale filosoof Friedrich von Hayek ooit stelde:
“The rock climber on a difficult pitch who sees only one way out to save his life is unquestionably free, though we would hardly say he has any choice.”
Op veel emancipatoire strijdtonelen wordt aangenomen dat rechtsgelijkheid een eerste halte is. Die bestaat in Nederland – al vrij lang, ook. De tweede halte is algehele gelijkheid. In de praktijk komt dit neer op het pleiten voor vrouwenquota in het bedrijfsleven: overal evenveel mannen als vrouwen op de werkvloer. Of, om zo vroeg mogelijk te beginnen met het in de praktijk brengen van de gelijkheidswens, het pleidooi voor genderneutraal speelgoed. De redenering dat je na rechtsgelijkheid moet streven naar algehele gelijkheid is van een stuitende domheid, maar tegelijkertijd eentje die nog hardnekkiger lijkt te zijn dan de groei van brandnetels in de achtertuin. Vrouwen (of andere groeperingen die menen “achtergesteld” te worden in Nederland) die vechten voor “rechtsposities” die ze al lang hebben, bakfietsen keer op keer deze drogredenering de discussie in.
Mensen zijn zeer verschillend. Gelijke behandeling van verschillende mensen zorgt daarom ook voor een verschil in uitkomst. Kijk maar naar je eigen broers of zussen. Dezelfde ouders, grotendeels dezelfde scholing, en als volwassen volgens dezelfde regels van het wetboek geleefd, maar uiteindelijk toch verschillend terecht gekomen. Als wij willen dat iedereen een gelijke eindpositie krijgt, moeten we dus mensen anders gaan behandelen en hier en daar ‘bijsturen’. Hadden we met ons allen net hadden bepaald dat rechtsgelijkheid zo belangrijk is, willen wij dit weer omgooien door privileges erin te fietsen. Kortom: om algehele gelijkheid in positie te waarborgen, zullen we mensen ongelijk moeten gaan behandelen. Waarmee dus de rechtsgelijkheid onder druk komt te staan. En laat die rechtsgelijkheid nou net hetgeen zijn waar uw feministische voorgangers in de strijd al die jaren vóórdat het werd ingevoerd, gestreden hebben. Is dat dan voor niks geweest, omdat we nu niet meer tegen blauw en roze kleurverschil in speelgoed kunnen?
Je zou toch denken dat de voorvechters van feminisme hun maatschappelijk bevoorrechte positie als (veelal blanke en hoogopgeleide grootstedelijke) vrouw hebben aangewend om zich op zijn minst in te lezen in de begrippen waar zij voor menen te staan, namelijk ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’.
Helaas pindakaas.
Een basiscursus liberale waarden en rechtsstaat zou hen niet misstaan, maar daar zullen ze vast niet aan beginnen want stel je voor, straks krijg je nog een maatschappelijke discussie in plaats van het gezellige, risicoloze theekrans-gekeuvel en betrokken avondjes in de Balie onder het genot van een glaasje droge witte.
En bedankt hè, ‘zusters’.