Oud-politica Femke Halsema gaat vandaag niet naar de Eerste Kamer om naar de beraadslagingen te luisteren over de staat van de rechtstaat. ’Ik ben met iets anders bezig’, zegt ze. Haar aanwezigheid had misschien iets kunnen bijdragen aan het meest hete onderwerp op de agenda: mogen burgers ingediende wetten toetsen aan de grondwet?
Dat is nu bij wet verboden. Voor de meeste mensen die dit lezen klinkt dit naar juridische algebra, maar dat is het allerminst.
Femke Halsema diende in 2002, op het hoogtepunt van de Fortuyn-veenbrand, een revolutionair wetsvoorstel in, waarmee Nederland in één klap een staatsrechtelijke moderniteit kon worden.
Wat stelde het toen jonge kamerlid voor? Burgers kunnen naar de rechter lopen om ingediende wetten aan de grondwet te laten toetsen.
Waarom is dat belangrijk? Via deze weg heeft het ontevreden electoraat nog een laatste kans om ingevoerde wetten, waar ze het niet mee eens zijn, bij een rechter te laten toetsen. In elk fatsoenlijk land ter wereld bestaat deze mogelijkheid. ‘Alleen in Nederland en in Ethiopië niet’, grapte Halsema al eens.
En zo is het. In Amerika speelt de opinie van het Supreme Court een belangrijke rol in de politieke besluitvorming. De afschaffing van de rassenscheiding (Brown vs. Board of Education), de invoering van de abortuswetgeving (Roe vs. Wade) en het vrouwenkiesrecht (Minor vs. Happersett) werden via interventie van het hoogste gerechtsorgaan op de politieke agenda gezet. Uiteindelijk stelden de juridische hogepriesters, vaak conservatief trouwens, de aanklagers in het gelijk.
In Duitsland kunnen ongeruste burgers zich wenden tot een Constitutioneel Hof. In Frankrijk is er een staatscommissie waar je terecht kan. In andere omringende landen, zoals bijvoorbeeld enkele in Scandinavië, heeft de rechter zich deze bevoegdheid toegedicht. Via dit staatsrechtelijke ventiel kan democratische onvrede ontlucht worden.
Het is hard nodig, zo’n uitlaatklep. Hollandse politici kijken vaak niet verder dan vier jaar en zitten in Nederland gevangen in een angstig korset van compromiswetgeving. Parlementariërs hollen achter incidenten aan als Jetro Willems achter een foute pass. Politici (links/rechts) maken vooral wetten om in het gevlei van de bevolking te komen.
Dat is een prima taak voor een volksvertegenwoordiger, maar principe-zaken die betrekking hebben op kardinale grondwetskwesties kun je eigenlijk niet aan ze overlaten. Onze volksvertegenwoordigers zijn vooral politieke handelslui die de gemoedstoestand op het marktplein proberen te vertalen in (symbool) wetgeving die genoeg zetels opleveren. De oude Thorbecke, de aartsvader van onze constitutie, had dat al door en was daarom al een groot voorstander van toetsing aan de grondwet.
In haar Memorie van Toelichting refereert Halsema in 2002 nog eens fijntjes aan de liberale staatsman. Thorbecke vond dat ‘de Grondwet (..) ophoudt Grondwet te zijn’ wanneer ‘de gewone wetgever (lees Kamerleden, MK), die zijn bestaan en zijn regt enkel uit de Grondwet ontleent, boven de Grondwet’ wordt geplaatst. ‘Voor deze nieuwe spreuk zal, geloof ik, ieder als voor een gesloten deur blijven staan’, citeert Halsema Thorbecke. Vandaag echoot Halsema’s ‘deur-dicht’ argument op Twitter.
Het opheffing van het toetsingsverbod zou een deel van de politieke onvrede kunnen oplossen. Boze burgers, de woeste anti-Europeanen en teleurgestelde minderheden kunnen eindelijk hun recht halen bij een onafhankelijke instantie. De Toqueville, de Franse Thorbecke, stelde al vast dat rechters een noodzakelijke rol spelen in het politieke samenspel tussen wetgevers, de regering en de rechtelijke macht.
De Franse aristocraat reisde door Verenigde Staten en zag hoe juridische schoolmeesters heilzame tegendruk boden tegen al te opgewonden volksvertegenwoordigers. In de Verenigde Staten, waar de democratie smeriger, maar ook transparantere vormen aanneemt dan in de lage landen, is er altijd een achterdeur waar je nog kunt reclameren tegen de ’tirannie van de meerderheid.’
In 2002, toen Nederland in brand stond, was er even een momentum. Maar dat is weg. Om de toetsing aan de grondwet goed te keuren heb je in verschillende etappes in de Eerste en de Tweede Kamer een twee-derde meerderheid nodig. In 2002, toen de VVD nog werd geleid door Van Aartsen, was er even een meerderheid in de Tweede Kamer. Inmiddels ligt Halsema’s voorstel in de kelder te rijpen, of te beschimmelen, zo u wilt.
De VVD is teruggekeerd van haar rechtstatelijke vrijzinnigheid en te bang om een arcadisch terzijde uit onze grondwet te slopen. Misschien moeten we hopen op het CDA nu deze partij zelfs voor een gekozen burgemeester pleit. Durf het eens, Buma!