Politici die willen sleutelen aan ons kiesstelsel zijn zelden oprecht. Meestal hebben zij andere belangen dan het belang van onze democratie. De VVD stelde deze week voor om een drempel op te werpen voor partijen om in de Tweede Kamer te komen. Dat deed me denken aan precies elf jaar geleden: in mei 2004 kwam toenmalig VVD-leider Jozias van Aartsen ook met een plan voor een nieuw kiesstelsel. Ons land zou moeten worden opgedeeld in 150 districten (van elk ruim 100.000 mensen) die ieder een lid zouden kiezen voor de Tweede Kamer. Van Aartsen had destijds de steun van PvdA-voorman Wouter Bos en zou ook de steun hebben gekregen van D66. Daarmee was in de Tweede Kamer plotseling een meerderheid voor het districtenstelsel. Ik was destijds senator en heb me fel tegen dat voorstel verzet. Als dat stelsel toen was doorgevoerd, was ons parlement nu waarschijnlijk louter bevolkt geweest met VVD’ers en PvdA’ers.
Gelukkig ging deze Paarse coup niet door. Binnen de PvdA was als gebruikelijk te veel verdeeldheid, binnen de VVD was gelukkig te veel gezond verstand. Bovendien zou voor dit plan de Grondwet moeten worden gewijzigd en daarvoor is uiteindelijk een twee derde meerderheid nodig. Maar stel u eens voor dat de waan van de dag toen werkelijkheid was geworden. Nieuwe partijen als PVV en PvdD zouden nooit een kans hebben gekregen. CU en SGP, D66 en GL zouden verdwenen zijn; SP en CDA op zijn minst gemarginaliseerd. Het Paarse voorstel voor een nieuw kiesstelsel was ingeven door angst. Van Aartsen omarmde destijds het districtenstelsel omdat hij vreesde voor de opkomst van de LPF – een vrees die onterecht was. Bos steunde het voorstel omdat hij bang was voor de groei van de SP – een angst die terecht bleek. Het nieuwe VVD-voorstel voor een kiesdrempel is eveneens ingegeven door angst.
Nederland heeft een prima kiesstelsel. Als je 1/150e deel van de stemmen krijgt behaal je een zetel. Daarmee is ons parlement een goede afspiegeling van de vele opvattingen in ons land. Het is goed om in de Tweede Kamer het geluid te horen van minderheden, zoals van de SGP of de PvdD. In ons land hebben we gelukkig niet een idiote situatie zoals in Groot-Brittannië, waar door het districtenstelsel UKIP ruim 12 procent van de stemmen behaalde, maar slechts één van de 650 zetels kreeg. In ons land krijgt een politieke partij ook de kans om zich na een slechte uitslag als kleine partij te herstellen, een mogelijkheid die D66 na de verkiezingsnederlaag van 2006 wél kreeg, maar in Duitsland de liberale FDP door de kiesdrempel van vijf procent niet krijgt.
Het argument van de VVD dat ons land met al die politieke partijen onbestuurbaar wordt is onzin. Na de laatste verkiezingen haalden VVD en PvdA een meerderheid in de Tweede Kamer en ook na de volgende verkiezingen zijn ongetwijfeld coalities mogelijk. Het probleem is niet het kiesstelsel voor de Tweede Kamer, maar het bestaan van de Eerste Kamer, waar telkens andere politieke verhoudingen zijn dan in de Tweede Kamer. Dat zorgt ervoor dat de huidige regering geen stabiele meerderheid heeft en maakt ook na de volgende verkiezingen de vorming van een stabiele coalitie onnodig moeilijk. Als de VVD dat probleem wil oplossen, zie ik uit naar een voorstel om de Eerste Kamer op te heffen. Maar tot die tijd: blijf met je handen af van ons kiesstelsel.